De vrees voor banenverlies in de industrielanden als gevolg van opkomende markten waaronder China en India, is misplaatst. Slechts een fractie van het verlies aan arbeidsplaatsen in het Westen is direct het gevolg van globalisering, de vrije stroom van handel en kapitaal over de grenzen heen. Dat is een van de conclusies die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in een rapport laat weten.
“Beweringen dat globalisering de hoofdoorzaak vormt van de problemen op de arbeidsmarkt zijn overdreven,” verklaarde John Martin, directeur van de afdeling Werkgelegenheid en Sociale Zaken bij de OESO. Een groeiende import van goederen en verplaatsing van productie naar landen met lagere lonen hebben geleid tot een hogere onzekerheid onder werknemers in de industrielanden over hun banen, zo schrijft de denktank van dertig industrielanden. Naast de opkomst van China en India heeft ook de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie bijgedragen tot de vrees van banenverlies of loonsverlaging.
Maar terwijl het verlies aan arbeidsplaatsen in de ene sector onvermijdelijk is, ontstaan kansen op nieuwe banen in andere bedrijfstakken. Industrielanden dienen ervoor te zorgen dat hun arbeidsmarkten dynamisch zijn, luidt het advies van de OESO. Ze moeten ook in staat zijn om de concurrentiestrijd met opkomende economieën aan te gaan. Op nieuwe gebieden kunnen ze dan banen scheppen.
De werkloosheid in de industrielanden zal de komende twee jaar slechts langzaam zakken. In de OESO-zone gaat de werkloosheid van 6,7 procent dit jaar naar 6,4 procent van de totale beroepsbevolking in 2006. In de Europese Unie is de daling minimaal: van 8,2 procent dit jaar tot 8,0 procent in 2006. Vooral Frankrijk en Duitsland blijven kampen met een relatief hoge werkloosheid.