De eens zo trotse Amerikaanse auto-industrie hapt naar adem. De reuzen van toen bedelen bij de overheid om miljarden dollars. Waar namen Ford, General Motors en Chrysler de verkeerde afslag?
Terwijl General Motors, Ford en Chrysler worstelen om zich aan te passen aan de eisen van deze tijd, glimmen de krachtige SUV's en stoere trucks kansloos in de Amerikaanse showrooms. Zo daalden de verkopen van GM in augustus met 20,3 procent en die van Ford met 26,6 procent. Het zijn cijfers in een trend die nu al twee jaar duurt.
Steun
Om te overleven hebben ze 25 miljard dollar extra nodig. De nood is zo hoog, dat een eerdere subsidie van 25 miljard dollar voor de drie autofabrikanten onvoldoende is gebleken.
Zelfs nu geld schaars en dus duur is (door de kredietcrisis), krijgen Ford, General Motors en Chrysler gewoon hun extra dosis staatssteun. Het congres ging eind september bijna geruisloos akkoord. Zonder de hulp uit Washington redden de drie het zeker niet. Amerika kan het zich economisch en emotioneel niet veroorloven als het symbool van hun industriële kracht ten onder gaat.
Slecht management
Het excuus voor de malaise is snel gevonden. De hoge olieprijs. Toch is dat een te makkelijke uitweg voor ceo's Allan Mulally (Ford), Rick Wagoner (GM) en voor Bob Nardelli, die net bij Chrysler is aangetreden. De teloorgang van de Amerikaanse auto-industrie is zeker ook te wijten aan het management zelf.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Lees het hele verhaal 'Afslag bankroet' vanaf aanstaande vrijdag in de nieuwste Management Team.