Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Het winnen van een onzinprijs

Metaalconstructiebedrijf PWS heeft de Div GoodPracticePrijs 2008 gewonnen. De winnaar is vereerd, maar vindt de prijs ook onzinnig. “Ik krijg een prijs voor iets wat ik heel normaal vind.”

De DIV GoodPracticePrijs moet werkgevers in het midden- en kleinbedrijf stimuleren om meer allochtone medewerkers aan te nemen. “Het maakt mij niet uit waar iemand vandaan komt of wat zijn achtergrond is, als hij maar wil werken. Ik ben nooit bewust op zoek gegaan naar allochtonen, maar toevallig zochten zij een baan”, zegt Paul de Groot – eigenaar van PWS. De jury roemde De Groot woensdag bij de prijsuitreiking om zijn grote betrokkenheid bij zijn – veelal allochtone – medewerkers. De Groot is volgens de jury meer dan een werkgever, hij helpt zijn medewerkers ook als ze privé in moeilijkheden zitten. Het metaalconstructiebedrijf heeft 45 zeer diverse mensen in dienst, autochtonen, allochtonen, ongeschoolden en arbeidsongeschikten.

Houten been
De Groot heeft onder andere een medewerker met een houten been in dienst. “Daar doen wij niet moeilijk over, hij kan nog hartstikke veel.” De sociale dienst dacht daar anders over. “Ik heb zoveel formulieren moeten invullen voor hij bij ons mocht werken.” De Groot is vereerd met de prijs, maar vindt diversiteitsbeleid verder maar onzin. “Ik krijg een prijs voor iets wat ik heel normaal vind. Ik zoek goede werknemers, het zal me een worst wezen hoe ze eruit zien.’ Ook Ergün Erkocu, eigenaar van Architectenbureau Concept0031/BNA uit Den Haag, vindt dat diversiteit spontaan tot stand moet komen. “Ik word een beetje kriegelig van de term diversiteitsbeleid. Alsof je goed bezig bent als je drie allochtonen in dienst hebt. Het gaat erom hoe je projecten initieert, samenwerkt met anderen en je aanbod afstemt op vragen vanuit de maatschappij.” De architect, onder andere bekend vanwege het ontwerp van de Poldermoskee in Amsterdam, kreeg tijdens de prijsuitreiking een eervolle vermelding voor de eerlijke en praktische werkwijze van zijn bureau.

Omzet uit diversiteit

Div – het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement, een initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken – reikt de GoodPracticePrijs sinds 2004 uit. De winnaar krijgt een beeldje en een jaar lang aandacht in de media. “De winnaar wordt uitgenodigd om op bijeenkomsten te spreken over diversiteitsbeleid, ze krijgen een voorbeeldfunctie. Vorig jaar heeft een slager de prijs gewonnen en hij kan het werk niet meer aan, zoveel naamsbekendheid heeft het hem opgeleverd. Dat zal meneer De Groot ook gebeuren”, denkt Boudewijn Ariaansz, jurylid en projectleider bij het Servicepunt Hoger Opgeleide Allochtonen van UWV Werkbedrijf. Dit jaar waren er zeventien inzendingen voor de prijs, volgens Ariaansz is dat best veel. “MKB’ers zien niet direct de toegevoegde waarde van zo’n prijs, ze kijken vooral naar de moeite die het kost om je op te geven.” De projectleider zou willen dat kleine ondernemers inzien dat diversiteitsbeleid hen vooral veel geld oplevert. “Het levert aandacht op en werknemers met verschillende achtergronden zorgen voor kracht, nieuwe markten en creativiteit.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Flexibiliteit
Patrick de Groot, zoon en opvolger van Paul de Groot, zegt veel te leren van zijn personeel. “Een dove jongen uit Sri Lanka leerde ons gebarentaal en we weten alles over de in de moslimwereld.” Flexibiliteit is volgens hem een must bij een divers personeelsbestand: met de Ramadan mogen moslims eerder beginnen zodat ze op tijd naar huis kunnen om te eten. Vrij voor het Suikerfeest is ook geen probleem, dan komen ze een keer op zaterdag. Maar veel verschillende culturen op de werkvloer leidt ook wel eens tot spanningen. Zo heeft PWS veel Bosniërs in dienst die niet blij waren met een Servische sollicitant. “Hij mocht wel komen, maar als ie zijn mond open zou trekken, stonden ze niet voor de gevolgen in. Uiteindelijk hebben we hem maar niet aangenomen.”

Tekst: Miloe van Beek