Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Een duivels dilemma

De jeugdbescherming moet op de schop. Dat is althans de huidige gedachte. Maar de bedachte oplossingen komen gekunsteld over en zijn ingewikkeld. Podiumauteur P.P.J. Doodkorte stelt als eis dat de werknemers ondanks alles moeten durven handelen als het erop aankomt.

De discussie over de positie van de jeugdbescherming hinkt op twee gedachten. Enerzijds zien we geregeld een pleidooi voor versterking van de signaleringsvaardigheden van alle professionals bij onder meer kindermishandeling en een lokale uitvoering (op gemeentelijk niveau) van beschermingsmaatregelen. Anderzijds wordt er vaak voor gepleit de vrijwillige hulpverlening en de jeugdbescherming te scheiden om de associatie te vermijden dat een hulpverlener ‘zomaar je kind kan afnemen’.

Vrijwillig of gedwongen hulp

Verplichte vormen van zorg voor jeugd zullen nooit worden opgelegd zonder tussenkomst van de rechter. In de kabinetsvisie op het stelsel zorg voor jeugd is ervoor gekozen de uitvoering van vrijwillige en gedwongen zorg voor jeugd op termijn onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten te brengen. Feitelijk gaat het hier om het doortrekken van het uitgangspunt dat de huidige taken van de provincies op het gebied van de jeugdzorg worden overgedragen aan gemeenten. Maar de uitvoering van gedwongen zorg voor jeugd wordt niet bij het Centrum voor Jeugd en Gezin gelegd. Dit zou het laagdrempelige karakter van het Centrum voor Jeugd en Gezin onder druk zetten. Wel moet het Centrum voor Jeugd en Gezin, in zijn rol als schakel naar gespecialiseerde zorg, nauw samenwerken met de jeugdbescherming en de jeugdreclassering.

De VNG op haar beurt vindt dat de Centra voor Jeugd en Gezin hulp zouden moeten kunnen bieden in een gedwongen kader, maar dat de dwang van elders moet komen. NIP/NVO pleiten voor een duidelijke scheidslijn tussen vrijwillige en gedwongen hulp. Het Inter Provinciaal Overleg (IPO) pleit voor het bijeenhouden van de functies in de Bureaus Jeugdzorg en voor een versterking van de regionale justitiële ketensamenwerking.

Ingewikkelde constructie

Volgens het kabinet kunnen huidige Bureaus Jeugdzorg op de lange termijn omgevormd worden tot regionale aanbieders van zorg met een aanbod voor multiprobleemgezinnen in zowel het vrijwillig als in het gedwongen kader. De verantwoordelijke bewindslieden (Teeven en Veldhuijzen) beleggen de gedwongen zorg – waarbij wordt ingegrepen in de ouderlijke macht – in een systeem van gecertificeerde (en concurrerende) organisaties (op een vrije markt). Dat zouden dan ook aanbieders van zorg voor jeugd- en opvoedhulp (moeten) kunnen zijn. Recentelijk bleek mij in een gesprek met een vertegenwoordiging van het Ministerie van Veiligheid en Justitie dat zij daar grote twijfels hebben bij het aanhaken van jeugdbescherming en jeugdreclassering bij een zorgaanbieder.

Deskundigen en bestuurders in de jeugdzorg, onder wie de Leidse lector Adri van Montfoort en Jan-Dirk Sprokkereef van Bureau Jeugdzorg Utrecht bepleiten in het Appèl voor een nieuwe jeugdbescherming. Deze nieuwe instantie moet de functies van de huidige Bureaus Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming in zich verenigen en dus over jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan.

Dit alles geeft een beeld van een nogal ingewikkelde constructie; de architectuur van dit deel van het stelsel lijkt nog lang niet op orde. En dat, terwijl bovenstaande knelpunten vragen om oplossingen. Niet in de laatste plaats om Bureaus Jeugdzorg in staat te stellen de invulling van haar eigen toekomstige positie en rol in het stelsel zorg voor jeugd te kunnen bepalen.

Triagemodel

Bij het beslechten van de discussie over de positionering van jeugdbescherming en jeugdreclassering kan het in de medische wereld gehanteerde triagemodel wellicht een waarde­volle denkrichting zijn. De triageverpleegkundige zorgt ervoor dat de juiste persoon de juiste zorg op de juiste plaats en tijd krijgt en om de juiste redenen. Anders dan spoedeisende of acute zorg wordt door hem of haar niet verleend. Een dergelijke functie-invulling is vergelijkbaar met die van de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar is een gemeentelijk ambtenaar die zich bezighoudt met het toezicht en de controle op de naleving van de leerplicht.

Jeugdbescherming is een gedwongen maatregel die de rechter kan opleggen als vrijwillige hulp niet werkt. De jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder kunnen dus gezien worden als functionarissen die zicht bezighouden met het toezicht en de controle op de naleving van de gedwongen zorg voor jeugd. Zo bezien is het wellicht ook logischer deze taken niet te zien als uitvoerende zorg, maar als een verlengd toezicht van de Raad voor de Kinderbescherming en/of kinderrechter te beschouwen. Waarmee het voor de hand ligt deze taken onder te brengen bij de  Raad voor de Kinderbescherming.

Tegelijkertijd zijn er al langer organisaties die bewijzen dat een combinatie van verlengd toezicht en aanbod van zorg heel goed mogelijk is. In dit verband noem ik de William Schrikker Groep. Dit is een landelijk werkende instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg. Zij richten zich  op kinderen met een beperking of chronische ziekte, maar ook op kinderen van ouders met een beperking. Wanneer in de thuissituatie ernstige opvoedingsproblemen ontstaan bieden ze hulp, advies en ondersteuning. Maar ook zorgen zij voor het uitvoeren van jeugdbeschermingsmaatregelen in een justitieel kader aan minderjarigen die bedreigd worden in hun ontwikkeling.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Mensen moeten durven handelen

Mijn standpunt? Ik vind een scheiding gekunsteld. Mijn gezonde verstand zegt dat het stellen van heldere en consequente regels en grenzen een belangrijk onderdeel is van het dagelijkse opvoeden. Moet een medewerker van het consultatiebureau de andere kant opkijken of stiekem melden zonder dat ouders of kinderen het weten? Tot een vertrouwensrelatie hoort toch ook openheid? De keerzijde van deze discussie is de vraag of de vrijwillige zorg voor jeugd mag ingrijpen als kinderen in gevaar zijn. Het antwoord is natuurlijk ja. In dergelijke gevallen is het afgeven van een spoedmachtiging door de kinderrechter nu ook al een formaliteit, die pas later getoetst wordt en vervolgens al dan niet in een definitieve maatregel wordt omgezet.

Als je kijkt naar de kern van het vak komt jeugdbescherming erg in de buurt van intensieve gezinsbegeleiding, op verzoek van de kinderrechter weliswaar en met een rapportageplicht over de goede afloop. Er is dus veel voor te zeggen om de jeugdbescherming en jeugdreclassering te beschouwen als bijzondere vormen van zorg voor jeugd, die door elke gecertificeerde zorgaanbieder kunnen worden aangeboden.

Als men vindt dat professionals in de vrijwillige hulpverlening eerder en beter hun vraag moeten neerleggen of een maatregel noodzakelijk lijkt, dan zit daar de consequentie aan vast dat – in welk stelsel dan ook – ouders en kinderen de meldende professional of instantie (gaan) associëren met kinderbeschermingsmaatregelen. Je kunt daar als samenleving maar beter duidelijk over zijn en eisen stellen aan de kwaliteit van de besluitvorming, dan iedere keer het stelsel hervormen om ontstane associaties weg te werken. Alles staat of valt met mensen die durven te handelen op het moment dat het ertoe doet. En de keuzes die vervolgens gemaakt moeten worden – dat heeft niets te maken met stelsels, instrumenten of systemen, maar met mensen die moed tonen. Mensen die hun hart volgen.

Eerdere bijdragen:

Over de auteur: 
Dit Podiumartikel is geschreven door Peter Paul Doodkorte, partner van BMC.

Over het podium:
Ook uw visie geven op ontwikkelingen binnen uw vakgebied? Plaats een artikel op MT Podium. Log in op mt.nl/profiel en voeg onder 'activiteiten' uw artikel toe. Interessante bijdragen worden meegenomen in de nieuwsbrief en op home geplaatst.
 MT Magazine publiceert bovendien periodiek 'Het beste van MT Podium'.