Georgo Muller houdt van stijl. De directeur van advies- en detacheringsbureau Supporto koopt zijn dassen, pakken en schoenen liever in Como of Rome. Maar het is niet alleen de liefde voor mooie kleding die hem drijft. “Ik wil laten weten dat ik moeite doe voor de ander. Daarnaast heeft het ook een psychologische werking: je straalt succes uit. Ook mijn werknemers moeten er verzorgd bijlopen.” Steeds meer ondernemers denken als Muller. Voorbij is de tijd dat vaderlandse levensmotto’s als Doe maar gewoon en Neem me zoals ik ben ondernemers in hobbezakken deed rondlopen. De basis voor een beetje stijl is dan ook simpel, aldus Rick Moorman, kledingadviseur en eigenaar van een aantal goedlopende modezaken: het jasje in balans en zonder kraagplooi, de mouwen en broek op de juiste lengte. Daarbij mag een beetje lef wel, meent Moorman, die ook sportverslaggever en stijlicoon Humberto Tan kleedt. “Waarom veel geld en aandacht besteden aan presentatiecursussen, een mooie auto en fraaie visitekaartjes, maar niet aan kleding? Je bent niet snel overdressed.”
De winkelier maakt het de stijlzoekende man of vrouw niet gemakkelijk, erkent Moorman. “Er zijn 22 verschillende kledingmaten in Nederland en de detaillist kan die nooit allemaal in huis hebben. Bovendien moeten de kosten voor het vermaken zo laag mogelijk worden gehouden. Dus gaat de verkoper de dichtstbijzijnde maat zoeken.”
Wie het echt goed wil doen, gaat op kledingcursus, bijvoorbeeld bij B-Kwadraat. De Haarlemse imageconsultants geven het complete bedrijf kledingadvies. Alleen de directeur vinden ze zinloos. Dat komt neer op een collectieve introductie van 3,5 uur (mannen en vrouwen apart), een individueel advies van twee uur per werknemer en een kledingprotocol of zelfs kleding op maat. “In het begin zie je ze denken: we gaan ons echt niet zo truttig kleden als die cursusleidster in dat mantelpak”, lacht directeur Johan van Eijck van B-Kwadraat. “Maar het gaat er juist om dat elke medewerker leert wat het best bij hem of haar past.”
Wie weet wat hem staat, doet nooit meer een miskoop en krijgt sneller opdrachten, luidt het idee. Aan de basis ligt de kleurentheorie van kunsttheoreticus Johannes Itten. “We zijn geen tupperware-dames die met kleurtjes werken”, aldus Van Eijck, die eerder grote jongens als Rabobank en Shell en een serie kleinere bedrijven wist te overtuigen.
Het advies komt vooral neer op pasvorm en kleur. “Betrouwbaar willen overkomen in een slechtzittend pak werkt niet”, meent Van Eijck. Zo passen donkere kostuums bij donker haar, lichte kostuums bij blond haar; gedempte kleuren bij rustige ogen en bonte kleuren bij felle ogen. Een donker kostuum bij blond haar oogt niet klantvriendelijk, maar is weer wel geschikt voor een keihard exit-gesprek. Van Eijck: “Daarom is het niet verstandig dat al die blonde Nederlanders vaak een blauw of antracietkleurig kostuum dragen.” Een begrafenisondernemer die een meer toegankelijk en warm imago wilde hebben, kreeg de raad af te stappen van het traditionele kraaienzwart.
Over de grens gelden weer andere regels. “Een Italiaan denkt bij zwarte schoenen aan een begrafenis, een Brit vindt bruine schoenen casual”, merkt Rick Moorman op. Nog niet iedereen heeft dat door. Moorman: “Op Schiphol kijk ik soms om me heen en zie ik ze lopen. Dan gaan ze op export, met het ski-jack over het pak.”