Het Amerikaanse Twitter.com was één van de internethypes van 2007. Terecht of niet, de site ‘ontdekte’ wél een nieuwe online publicatievorm: de microblog, een tekstformat tussen weblog, chatsessie en sms in. De schrijfdrempel op een microblog is lager dan bij een gewone weblog: een berichtje van maximaal 140 tekens is zo geschreven. Een microblog is bedoeld voor een grotere groep mensen dan een chatsessie en door de korte berichten leent het zich ook goed voor gebruik op mobieltje.
Microbloggen is bovendien ‘live’: je kan continu schrijven wat je aan het doen bent, kort maar krachtig. Zo blijven alle contacten in één keer op de hoogte, de hele dag door. Twitteraars discussiëren regelmatig live tijdens spraakmakende tv-momenten, zoals de Joran van der Sloot-uitzending van Peter R. de Vries. Daarnaast fungeert Twitter ook als permanente denktank: gooi er een vraag in en krijg direct antwoorden terug, mits je genoeg contacten hebt toegevoegd.
VPRO
Prominente Nederlandse Twitteraars zijn vooral media- en marketingmensen, zoals Erwin Blom (ex-VPRO), Marco Derksen (Marketingfacts) en Francisco van Jole. Sceptische buitenstaanders zijn er ook, zoals Ruud de Langen, directeur van mediabureau Mindshare. Hij noemde microbloggers ‘mensen die niets te doen hebben’. De buitenwereld hoeft overigens niet alles mee te lezen: op de diverse microblogdiensten is het mogelijk berichten alleen te tonen aan goedgekeurde contacten.
Overleg op Babl
Twitter is internationaal de grootste microblogsite, terwijl Google vorig jaar concurrent Jaiku.com kocht. In Nederland zijn er twee Twitter-‘klonen’, Babl.nl en Numpa.nl. Op Babl, van start-up Feeder Media, is het ook mogelijk aparte microblogs te maken over een bepaald onderwerp. De aanmaker van een Babl kan zelf bepalen of deze open, besloten of gesloten is. “De gesloten variant is voor onbevoegden en zoekmachines onzichtbaar. Onder haar klanten grote accountantskantoren en retailers.
Volgens Feeder Media-oprichter Karel Kolb zijn een kwart van de ruim vijfhonderd Babl’s afgeschermd voor niet-leden. “Die zijn veelal in gebruik bij bedrijven. Je moet dan denken aan afdelingsoverleg, maar ook netwerkende ondernemers die op verschillende plekken in Nederland zitten en op deze manier zakelijk overleggen en samenwerken.” Met een microblog kunnen collega’s van elkaar zien wat ze aan het doen zijn, en daar direct op reageren. Daarmee biedt een microblog een alternatief communicatiekanaal naast e-mail en telefoon: sneller dan mailen, minder storend dan bellen. Kolb: “Via een microblog is communicatie minder vluchtig dan bijvoorbeeld MSN en laagdrempeliger dan een forum of een traditioneel blog. Ten opzichte van e-mail heeft microblogging als voordeel dat de zender ook exposure kan krijgen.”
Intranet of branded
Maar exposure voor interne discussies is niet altijd gewenst. Daarom bouwt Feeder Media voor bijvoorbeeld intranetten ook aangepaste microblogsdiensten. Voor gratis dagblad Metro en uitgever Kluwer maakte het bedrijf daarnaast ook publieke ‘branded’ microblogs. Kolb ziet genoeg marketingmogelijkheden. “Een marktonderzoeksbureau kan een gesloten Babl gebruiken voor een online panel. Een adverteerder kan een sample van een nieuw product aanbieden en Babl-leden tijdens het testen berichtjes laten sturen. In een besloten setting levert dit meteen aardige nieuwe content voor Google op.”
Advertenties of licenties?
Feeder Media, dat Kolb startte na zes jaar te hebben gewerkt als zoekmachinestrateeg, wil inkomsten uit advertenties halen. “Voor de brandlogs vragen we een opstartfee en een maandelijks licentiebedrag. Bedrijven kunnen ook toepassingen met het Bablplatform aanbieden aan eigen klanten.”
Microbloggen staat nog aan het begin. Welke vorm voor bedrijven het beste is, is volgens Kolb ook nog niet duidelijk. “We zijn de ‘ultieme zakelijke microblog’ nog aan het uitdokteren.” Kolb twijfelt er niet aan dat ‘grote broer’ Twitter een manier zal vinden om geld te verdienen aan de massa druk tikkende gebruikers. “Twitter bouwt een enorme database met profielen op. Dat moet interessant zijn voor adverteerders.”
Auteur: Tonie van Ringelestijn