“In de jaren zeventig en tachtig had ik banden met de Chileense politieke partijen die de oppositie vormden tegen generaal Pinochet. Ik was voorzitter van het Instituut voor het nieuwe Chili. Dat was gevestigd in Rotterdam, waar ik werkte aan de universiteit als hoogleraar Staats- en Bestuursrecht. Ze zochten een wetenschapper.
Na mijn emeritaat in 1992 ben ik naar Chili vertrokken. In San Javier, 267 kilometer ten zuiden van de hoofdstad Santiago, begon ik met vijftig kasten. Nu hebben we er 1.500. Verder zijn er nog zestig imkers bij ons aangesloten. In het begin deed ik veel zelf. Nu is dat niet meer nodig. We werken in totaal met 15 mensen, allemaal specialisten. We zitten op de grens van twee gebieden: tussen het kustgebergte – bebost, veel wilde begroeiing – en midden centraal, dat vooral uit landbouwgrond bestaat. Het mooie is dat al onze producten zijn gecertificeerd als eko-producten. Dat heeft een toegevoegde waarde. Daarom doen we het relatief goed. We draaien jaarlijks een omzet van een half miljoen dollar. We exporteren nu naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Japan, Singapore en de VS. Niet alleen honing maar ook aanzienlijke hoeveelheden stuifmeel en propolis.
Er zijn weinig landen waar de inkomstenverschillen zo groot zijn. En de werkloosheid is hoog. Er is een categorie mensen die geen kans ziet om uit de misère te komen en, wat heel vreemd is, dat ook niet schijnt te willen. Dit is overigens niet alleen aan Chili voorbehouden. Niemand kan de hele wereld hervormen. Maar ieders hand vindt wel iets te doen. Ik probeer mijn bijdrage te leveren aan de werkgelegenheid en aan een duurzame wereld.
Het grootste deel van het jaar verblijf ik in San Javier. Hoewel ik in de loop der jaren het hele land heb doorgereisd, blijf ik voornamelijk op mijn plek. Ik woon boven het kantoor. Nu is het bijenseizoen afgelopen. Van mei tot augustus regent het. Nu ben voor een paar weken in Rotterdam. Of mijn vrouw meegaat? Nee. Die komt zo nu en dan over.”