De Europese introductie van Monte Scroppino was stormachtig. Het exclusieve wodka-drankje van Jetty Balk (32) en Michel van den Bergh (27) was tijdens het filmfestival van Cannes in menige filmsterrenhand te herkennen. Balk: “We hebben daar de festiviteiten rond de eerste film van Paris Hilton gesponsord. Iedereen reageerde enthousiast. Toen realiseerden we ons dat we klaar waren voor Amerika.”
Maar tijdens de honderd dagen dat de camera’s van Grenzeloze Ambitie de twee ondernemers volgden, ging niet alles zo makkelijk als verwacht. Het exporteren van een drankmerk naar de VS kost tijd. Balk: “Onze Europese fles kan daar niet 1-op-1 naartoe.” Van den Bergh: “Om een licentie te krijgen, moet je wachten op goedkeuring van de Food en Drug Administration en het Bureau of Alcohol, Tobacco and Firearms, dat laatste geeft je meteen een idee hoe Amerikanen tegen drank aankijken.”
Handen en voeten
Om de licentieaanvraag voor het hippe drankje te bespoedigen gingen Balk en Van den Bergh al snel op zoek naar een importeur en een distributeur. Het bracht hen langs de showbizz van Amerika. Balk: “We zijn in contact gekomen met de pr-bureau’s van bekende Amerikanen. We willen Monte Scroppino gaan schenken op Hollywoodparties en sterrenrestaurants en deze pr-bureau’s zijn dan onze handen en voeten.”
Ashton Kutcher
Er zijn al een paar mooie deals gesloten. Zo verwachten Balk en Van den Bergh binnenkort te leveren aan de restaurants van acteur Ashton Kutcher. En ze hopen Monte Scroppino te gaan schenken op feestjes van filmproductiemaatschappij 20th Century Fox. “Misschien kunnen we ook leveren bij de uitreiking van de Emmy’s en de Oscars. Maar dan praat je wel pas over volgend jaar.”
Verschillen
Het zakendoen in de VS bevalt Balk en Van den Bergh goed. “Amerikanen zijn harder maar losser, meer to the point. Ze beloven je van alles, maar dan moet je het wel meteen vastleggen. Je moet meteen een antwoord klaarhebben, anders pis je naast de pot.”
Balk: “Ze komen meteen met voorstellen. Ze zijn stukken commerciëler dan wij. Amerikanen moeten hun brood verdienen. Nederlandse ondernemers slapen, ze zien meer bedreigingen dan kansen. Amerikanen hebben dat juist andersom.”