De terbeschikkingstellingsregeling is een fiscaal dure regeling. Vooral bij onroerend goed. De DGA die een pand aan zijn BV verhuurt, kan de huur in de BV als kosten opvoeren. Dat levert in de BV een belastingbesparing op van 20% of 25,5% aan vennootschapsbelasting, als de BV tenminste winst maakt. De kostenaftrek in de BV kan de DGA, in de toekomst, een besparing op de aanmerkelijk-belangheffing opleveren, maar veel DGA’s vinden dat een te verwaarlozen voordeel. De DGA moet de huur die hij de BV in rekening brengt — na aftrek van kosten — in box 1 tot zijn inkomen rekenen en dat kost hem maximaal 52% aan inkomstenbelasting. Deze combinatie van een heffing in box 1 en een aftrek in de BV levert een fors liquiditeitsnadeel op. En als het aan de BV verhuurde pand in waarde stijgt, wordt dat voordeel ook nog eens in de dure box 1 bij de DGA in de belastingheffing betrokken.
Veel DGA’s zijn de terbeschikkingstellingsregeling op vastgoed dan ook liever kwijt dan rijk. Een overdracht van het pand aan de BV is snel geadviseerd, maar zo’n overdracht kost de DGA (tot 52%) inkomstenbelasting over de meerwaarde van het pand én 6% overdrachtsbelasting over de werkelijke waarde van dat pand.
Het Kabinet wil DGA’s in dezen alsnog tegemoet komen — eerdere verzoeken om een versoepeling van de terbeschikkingstellingsregeling werden niet gehonoreerd — en is bereid om in 2010 éénmalig een fiscaal geruisloze overdracht van een tbs-pand aan een BV toe te staan.
De DGA kan het tbs-pand inbrengen in de BV waaraan hij dat ter beschikking stelt, maar desgewenst ook in een andere, nieuwe BV. Dat is een verruiming ten opzichte van de goedkeuring zoals die in de DGA notitie is vermeld.
De eenmalige inbrengfaciliteit kan worden toegepast onder de volgende voorwaarden:
- de inbreng vindt plaats in 2010, và³à³r 1 januari 2011;
- de inbreng omvat de juridische én economische eigendom van het tbs-pand én alle rechtstreeks met dat pand samenhangende schulden;
- de inbreng vindt plaats tegen uitreiking van aandelen door de BV; er kan een afrondingscreditering van ten hoogste € 2.500 worden toegepast;
- de inbrenger houdt na de inbreng een belang van tenminste 90% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal van de BV;
-
de boekwaarde van het ingebrachte pand wordt bij de vennootschap gesteld op de boekwaarde van dat pand op de tbs-balans direct voorafgaande aan de inbreng in de BV;
de verkrijgingsprijs van de bij de inbreng verkregen aandelen wordt (voor de aanmerkelijkbelang-regeling) gesteld op de boekwaarde van de ingebrachte onroerende zaak, verminderd met de rechtstreeks samenhangende schulden én de toegepaste creditering.
De vrijstelling in de overdrachtsbelasting kan worden benut — zelfs als de DGA geen gebruik wil maken van de doorschuiffaciliteit voor de inkomstenbelasting — als voldaan is aan de volgende drie voorwaarden:
-
de terbeschikkingstelling van de onroerende zaak bestaat và³à³r 1 september 2009;
de DGA moet tenminste drie jaren het gehele of nagenoeg gehele belang (90% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal) behouden in de BV waarin de onroerende zaak is ingebracht. - de BV moet de ingebrachte onroerende zaak ten minste drie jaren in bezit houden.
Wordt niet voldaan aan een van de twee laatstgenoemde voorwaarden, dan wordt de vrijstelling teruggenomen en is de BV alsnog 6% overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van de onroerende zaak ten tijde van de inbreng.
Hans Zwagemaker (BelastingBelangen)