De DGA-onderneming: niet meer dan één directeur-grootaandeelhouder met zowel de leiding als het eigendom in handen. Dit kan de oprichter zijn, of – als het een ouder bedrijf is – een familielid dat het stokje heeft overgenomen. Denk aan Zeeman.
De familiegeleide onderneming: meerdere familieleden, zoals vader en kinderen of neven en nichten, hebben leiding en eigendom volledig in handen. Er worden externe managers binnengehaald die geen eigendom of zeggenschap krijgen. Denk aan de Brenninkmeijers (C&A).
De familiegecontroleerde onderneming: waarin eigendom en zeggenschap wél worden gedeeld met niet-familieleden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als het bedrijf flink groeit. De uiteindelijke zeggenschap is nog wel in handen van familie, zij het van grotere afstand. Denk aan Harold en Corinne Goddijn (TomTom) en hun twee businesspartners, die gezamenlijk 48 procent van de aandelen van het (beursgenoteerde) bedrijf in handen hebben.
Het laatste – nog vrij zeldzame – type is het familieconsortium: de ondernemende familie met diverse bedrijven. Zo’n familie heeft door de jaren heen een aanzienlijk kapitaal opgebouwd en zet dat via een familiale bestuurs- en beheersconstructie in voor verschillende activiteiten. Denk aan de gebroeders Fentener van Vlissingen.