De uitverkoop van het grote Nederlandse bedrijfsleven neemt groteske vormen aan.
We verpatsten DAF aan Amerikanen, schonken KLM aan Fransen, gaven de meerderheid in Shell op ten faveure van Britten, deden Stork over aan IJslanders, lieten Indiërs uiteindelijk Hoogovens inpalmen, verkochten Grolsch aan Zuid-Afrikanen, zagen lijdzaam toe hoe Schotten, Spanjaarden en Belgen ABN Amro verscheurden, accepteerden dat Duitsers Essent overnamen en serveerden Océ aan Japanners.
En dan is deze opsomming ook nog eens verre van compleet. Want ook eens fiere Nederlandse iconen als Elsevier, VNU, Vendex, Rodamco en Numico leverden zich korter of langer geleden over aan buitenlandse concurrenten of internationale investeerders. Het topmanagement van al die bedrijven werkte doorgaans vlot mee, vooral omdat het zelf financieel baat had bij een overname. De ramsj zet door, helaas. KPN heeft al tijden interesse in een fusie met een grotere telecom-onderneming. Sinds aandeelhouders medio april de macht grepen bij TNT is het zelfstandig voortbestaan van dat bedrijf hoogst onzeker. En voor het blijvend Nederlandse karakter van TomTom of Ahold zou ik mijn hand evenmin in het vuur steken.
Lange tijd was het bon ton om te beweren dat het bar weinig uitmaakt of een bedrijf Nederlands is of niet. Types als Floris Maljers (ex-Unilever, later uitverkoper van onder meer KLM en Vendex) en Wouter Bos (‘Ik heb niks met Oranjegevoel’) sloten doodleuk de ogen voor de negatieve gevolgen van het verhuizen van zeggenschap naar het buitenland, het verdwijnen van hoofdkantoren en de teloorgang van hoogwaardige werkgelegenheid voor onder meer accountants, financieel specialisten en advocaten. Het proces is onstuitbaar, luidt de dooddoener. Bedrijven klonteren samen tot Europese of mondiaal opererende ondernemingen. ‘Nederland heeft altijd baat gehad bij een open economie’ en ‘de consument wordt er beter van’ zijn steevast de argumenten waarmee kritikasters om de oren worden geslagen.
Maar is dat wel zo? De consument is ook burger. Voor hem telt meer dan de laagste prijs voor een vliegticket of een spotgoedkope platte tv uit China. Burgers willen een harmonische samenleving, zekerheid, behoud van hun baan. En ze zijn chauvinistisch, ja. Weglekken van nationale soevereniteit, verkoop van beeldbepalende bedrijven; bij menige Nederlander kweekt dat een gevoel van onbehagen. Zoals een flink deel der natie een kater heeft als het Nederlands Elftal zich niet plaatst voor het WK. Geef ze eens ongelijk. Brussel voert onze handelspolitiek en in Frankfurt wordt het monetaire beleid bepaald. Maar belangrijke zaken als belastingheffing en sociaal stelsel zijn en blijven nationaal. Geen enkel land heeft zich trouwens al aangemeld voor samentrekking met een andere EU-staat. Welke Nederlander, Deen, Duitser, Griek of Italiaan voelt zich ‘Europeaan’?
Het dedain van de zakelijke en politieke elite voor ‘bekrompen nationalistisch denken’ is dus misplaatst. Te meer omdat omringende landen zich wel – en met succes – sterk maken voor hun belangen en bedrijven. Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, zelfs de Verenigde Staten; ze houden er allemaal protectionistische trekjes op na. Bijvoorbeeld als het om hun industrieën, energiebedrijven, luchtvaartmaatschappijen of landbouw gaat. Succesvol kapitalisme, aldus econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, vereist een combinatie van sterke ondernemingen en een sterke, ondersteunende staat. Doodzonde dat Nederland, met een economie die tot de 15 grootste ter wereld behoort, ‘zijn’ bedrijven het verdedigen kennelijk niet waard acht.
Hans Crooijmans is een in bedrijfseconomie gespecialiseerde journalist en columnist. Hij werkt vanuit Moskou. Alle columns van Hans Crooijmans vindt u in het overzicht.
Het laatste management nieuws op de deurmat? Neem MT magazine