Het is een grondrecht: liefde op het werk. Daarover schreef ik een tijd geleden. Liefde op het werk is als zonnig weer: het komt altijd.
Uit het vorige nummer van MT konden we opmaken dat liefde op het werk, volgens een bepaald onderzoek, zelfs 60 procent van de werknemers treft. Liefde op het werk levert geen enkel probleem op voor de rechtspositie van betrokkenen, zolang de liefde maar wederzijds is en het werk er niet onder lijdt.
Dat laatste is niet altijd eenvoudig te meten. De liefde op het werk geeft iemand vleugels en doet hem of haar fluitend naar het werk gaan. Die gemoedstoestand kan leiden tot prachtige werkresultaten. Anders wordt het als een liefdespaar ruzie krijgt. Dit heeft meestal nadelige invloed op het werk. Hiërarchische verhoudingen kunnen dan worden misbruikt. Wraakgevoelens kunnen daarop weer een reactie zijn. Collega’s worden opgestookt. Kortom, het zonnige weer is omgeslagen in een plensbui.
Hoeveel vrijheid betrokkenen ook mogen hebben voor hun keuzes voor liefde en strijd, de werkgever is uiteindelijk wel verantwoordelijk voor het goede verloop van de arbeidsovereenkomst. Die verantwoordelijkheid brengt met zich mee dat de werkgever uiteindelijk kan besluiten de tortelduifjes, die verworden zijn tot kemphanen, te ontslaan. Allebei, of één van hen, als daarvoor redenen zijn.
De werkgever doet er goed aan om voor relaties op het werk regels vast te stellen. Zo kan de werkgever voorschrijven dat een manager zijn relatie – of de breuk daarvan – met een ondergeschikte altijd intern moet melden. Met die melding kan de werkgever maatregelen nemen, bijvoorbeeld overplaatsing.
Marcus Draaisma is advocaat arbeidsrecht en partner bij Palthe Oberman, arbeidsrechtspecialisten