Dit jaar wordt van 12 tot en met 15 november voor de vijfde keer de week van de werkstress gehouden. Conclusie na vijf jaar: we krijgen meer en meer werkstress. Leraren klagen, verpleegkundigen vallen massaal uit, de politie heeft te kampen met enorme werkdruk en 17% van de jonge werknemers kampt met burn-out verschijnselen. Volgens TNO willen 3 miljoen werkende Nederlanders maatregelen tegen werkstress. Voor facts & figures zie ook hier.
De vraag is of de week van de werkstress bijdraagt aan het verminderen van werkstress. Of is het een beetje zoals de RSI campagne in 2001 (weet je nog wat dat is, ‘Repetitive Strain Injury’?)?
Het idee van de ‘anti RSI campagne’ was om het aantal RSI klachten te laten dalen met 10%, maar het percentage beeldschermwerkers met klachten in financiële instellingen, zakelijke dienstverlening en de overheid nam juist toe van 56 procent in 1998 naar 65 procent in 2001. Je weet natuurlijk nooit of het percentage hoger zou zijn geweest zonder campagne, maar het geeft te denken. De RSI-campagne werd in ieder geval snel gestaakt. Maar terug naar werkstress. Duidelijk is dat werkstress stijgt – in 2014 kampte ongeveer 1 op de 8 werknemers met werkstress, nu is dat al 1 op de 7.
Ik bagatelliseer werkstress niet, en het is goed om er aandacht aan te besteden, maar we moeten niet denken dat we werkstress verminderen met een instrumentele aanpak. In de eerste plaats omdat werkstress zelden te maken heeft met het werk alleen, maar vaak samenhangt met persoonlijkheid en uitdagingen in het privé-leven.
In de tweede plaats omdat we het drukker en drukker krijgen met elkaar doordat we technologie niet voor ons laten werken, maar het meer en meer lijkt alsof wij in dienst van de technologie moeten werken en minstens zo efficiënt moeten worden als onze computers. Ten derde omdat werkstress vaak verbonden is met de cultuur van een bedrijf. Al deze zaken verander je niet zo makkelijk.