Het businessmodel van startup Boxrs4all was heel simpel, maar doeltreffend: voor iedere boxershort die ondernemers Thom Uildriks en Spijk Geene verkochten, ging er één naar een arme jongere in Tanzania. Veel jongeren daar hebben zo weinig geld dat ze niet eens voldoende ondergoed kunnen kopen, zo hadden de ondernemers ooit op een studiereis opgemerkt. De in 2016 opgerichte startup stond twee jaar na oprichting in de 25 onder de 25-lijst van Sprout en maakte volgens de ondernemers jaar in, jaar uit winst.
Toch trokken de heren onlangs de stekker uit hun bedrijf. De reden: in plaats van louter mannenboxers naar Tanzania te sturen, wilden ze nu weleens iets voor de vrouwen doen. Samen met de Australische Elissa Glorie besloten de heren een nieuw merk op te richten: Moja. Vanuit Moja, tevens een nieuwe KvK-inschrijving, verkopen de ondernemers mannen- en vrouwenondergoed. Per verkocht item gaat er één stuk ondergoed of maandverband naar een scholier in Tanzania. De website is sinds afgelopen week live en de ondernemers stellen hun eerste producten verkocht te hebben.
Lokale productie
Met buy one, give one maak je de lokale markt kapot
De waren die de Tanzanianen krijgen, worden lokaal geproduceerd door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Niet zonder reden, legt Uildriks uit: ‘Zo’n partij als Toms doet aan buy one, give one en doneert schoenen aan mensen in derdewereldlanden. Dat klinkt heel mooi, maar in essentie maak je er de lokale markt mee kapot. Door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in Tanzania aan werk te helpen, helpen we niet alleen mensen aan maandverband, maar stimuleren we ook de lokale economie.’
Moja mag dan op papier een nieuw bedrijf zijn, Uildriks is de eerste om toe te geven dat de geest van Boxrs4all nog rondwaart in Moja. De data en zelfs de financiering uit Boxrs4all nemen de ondernemers mee naar Moja.
Het bedrijf gaat er prat op ‘duurzaam’ te produceren. Zo worden alle onderdelen van het ondergoed voor de westerse markt geproduceerd in dezelfde fabriek in Portugal, vertelt Glorie. Hierbij passen ze geen schadelijke chemicaliën toe, stelt ze, en het ondergoed bestaat voor 95 procent uit katoen. De fabriek bezitten de ondernemers dan weer niet zelf. Daar zijn ze nu nog veel te klein voor, zegt Uildriks. De Portugese fabriek is in handen van een familie waarmee de ondernemers goede banden onderhouden. Deze fabriek moet zich volgens de ondernemers houden aan EU-normen voor werknemersrechten.
Keurmerk
Het ondergoed voor de westerse markt wordt geproduceerd volgens de standaarden van het milieukeurmerk OEKO-TEX Standard 100. Een blik op vergelijkingssite voor keurmerken Keurmerkenwijzer.nl leert echter dat dit niet het meest duurzame keurmerk is in zijn categorie. Op het kopje ‘milieu’ scoort het keurmerk zelfs laag. Hoe dat is te rijmen met het duurzaamheidsstreven van de startup?
Het is nog niet perfect, maar we willen progressie boeken
Ze zijn zich ervan bewust, zegt Glorie. ‘Het is nog niet perfect, maar het is ons doel om progressie te boeken. We willen graag alleen nog maar biologisch katoen gebruiken, maar met onze huidige ordergrootte is dat voor de fabriek nog niet mogelijk.’ Begin volgend jaar verwacht het bedrijf wél zover te zijn. Dan willen de ondernemers het duurzamere Global Organic Textile Standard-keurmerk bemachtigen.
Het katoen voor het ondergoed komt niet uit Europa, maar uit Turkije. Bij lang niet alle katoenplantages aldaar is het goed gesteld met de rechten van werknemers. Zo zijn er verhalen bekend van kinderarbeid op de Turkse plantages. Weten ze bij Moja zeker dat zij inkopen bij plantages waar het wel goed gesteld is met de rechten van werknemers? Dat niet, geeft Glorie toe. ‘We weten wel uit welk gebied het katoen komt, maar niet in welke toestand werknemers er precies verkeren. Met het nieuwe keurmerk kunnen we dat probleem straks verhelpen. Mocht het nodig zijn, dan veranderen we van leverancier.’
Groeigeld
Groot denken zit er goed in bij de ondernemers. Voor het einde van 2025 willen ze 1 miljoen stuks ondergoed verkocht hebben en een gelijk aantal donaties te hebben gedaan aan het arme deel van de Tanzaniaanse bevolking. Ook moet er tegen die tijd minsten 1 miljoen euro winst op de jaarbalans genoteerd staan.
Om de groei aan te zwengelen, zijn de drie op zoek naar groeigeld. Momenteel zijn ze met meerdere partijen in gesprek over een investering van anderhalve ton. ‘Onze productie hebben we tot nu toe met eigen geld geproduceerd’, vertelt Uildriks, ‘maar met deze investering kunnen we aantonen dat we een viable product hebben, zodat we kunnen schalen’.