Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Europa verdient beter

De discussie over de Europese Grondwet lijkt aan het bedrijfsleven voorbij te gaan. Maar de bundeling van verdragen die nu op tafel ligt, kan grote gevolgen hebben. Overregulering en hoge belastingen: een doemscenario dreigt.

 

Anders dan de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Naties, is het verenigd Europa altijd meer een economische dan een politieke onderneming geweest. Toegegeven, de drijfveer van de founding fathers was vooral dat Duitsland en Frankrijk – na binnen zeventig jaar drie keer slaags te zijn geraakt – in vrede moesten leren samenleven. De grondslag voor die verzoening zou economische integratie zijn. Vandaar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951) en de Europese Economische Gemeenschap (1957). Tien jaar later gingen deze instellingen op in de Europese Gemeenschap, die ook een parlement kreeg, en een soort regering: de Europese Commissie. De volgende belangrijke herziening was weer economisch: de Economische en Monetaire Unie (1991). Sindsdien heet het Europese project de Europese Unie. Met de Grondwet staat voor het eerst de politiek centraal. Voor bedrijven lijkt er weinig nieuws te melden, maar de mogelijkheden van economisch beleid worden mede bepaald door de politieke randvoorwaarden. Bovendien worden de bestaande verdragen integraal opgenomen in de Grondwet, terwijl dit juist de gelegenheid had moeten zijn om moeizame gelegenheidsafspraken te vervangen door heldere principes.

Neem het Stabiliteitspact. Dat bepaalt dat lidstaten die de euro hebben ingevoerd hun financieringstekort niet mogen laten oplopen tot boven drie procent van hun bbp. Hoewel er goede redenen waren om lidstaten tot meer fiscale discipline aan te zetten, was het Pact van meet af aan omstreden. Veel economen vonden dat juist nu landen de monetaire politiek uit handen gaven, de begrotingspolitiek een grotere rol zou moeten spelen en dat afspraken op dit gebied meer flexibiliteit vereisten. Je vraagt je af wat dit soort overeenkomsten met hun ad hoc-compromissen in vredesnaam in een grondwet doen. Afgezien daarvan draagt de Brusselse goocheltruc, afgelopen maart, waarbij het Pact versoepeld en daarmee tandeloos werd gemaakt, niet bepaald bij aan de geloofwaardigheid van de Grondwet. Europa is kennelijk niet in staat op zijn dwalingen terug te komen. En juist dat onvermogen geeft extra gewicht aan de grootste misser van de Grondwet, die ook op economische gebied verstrekkende gevolgen kan hebben: de vage grenzen tussen de bevoegdheden van Brussel en die van de nationale regeringen. Aanvankelijk zou het subsidiariteitsbeginsel – zaken moeten geregeld worden op het bestuurlijke niveau waar ze spelen, dus zo laag mogelijk – richtsnoer en toetssteen van de Grondwet zijn. In de uiteindelijk tekst resteert daar slechts een slap aftreksel van: nationale parlementen kunnen bezwaar maken tegen wat zij als inmenging in hun interne aangelegenheden zien.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Tegelijkertijd wordt er geen enkele twijfel gelaten dat Europese regels prevaleren boven nationale. Het is begrijpelijk dat dit onbehagen oproept, vooral als het gaat om gevoelige morele kwesties als euthanasie. Maar ook op economisch gebied: links vreest opgelegd marktdenken, rechts vreest ongebreidelde Brusselse regelneverij. Wat dat marktdenken betreft heeft de privatisering van nutsbedrijven toch al niet zo’n prettige smaak achtergelaten. Bovendien is het moeilijk uit te leggen waarom een gemeente niet zelf zou mogen uitmaken of het de vuilnisophaal- of de busdienst in eigen beheer houdt of aan een particuliere exploitant uitbesteedt. Aan de andere kant is er de gegronde vrees voor overregulering. Op nationaal niveau zijn er al te veel instanties die bedrijven alle mogelijke, vaak tegenstrijdige beperkingen opleggen. En daar komt Brussel nog eens bij; denk maar aan de bouwstop wegens luchtvervuiling. Het recht op ‘rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden’ dat zelfs als een van de nieuwe Grondrechten is opgenomen, lijkt vooruit te lopen op een niet alleen politieke en economische maar ook sociale unie: bij de Fransen populair, voor de Britten een spookbeeld. Zij zien hoe de arbeidsmarkt in veel continentale landen is vastgelopen door regels en heffingen en vrezen dat ze omwille van een level playing field gedwongen worden die over te nemen. Er zijn goede redenen voor harmonisatie van ontslagrecht en sociale regelingen, al was het maar omdat de huidige verschillen het vrije personenverkeer doorkruisen. Maar in plaats van de praktijk aan te passen aan de realiteit van toenemende internationale arbeidsmigratie, lijkt de Unie die realiteit te ontkennen. 

Volmacht

Het level playing field duikt ook op als argument voor belastingharmonisatie. Sommige landen met hoge belastingen zien lage belastingen elders als oneerlijke concurrentie. Het Europees Parlement krijgt meer zeggenschap. Op zich een goede zaak, maar het heeft ook een keerzijde. Zo zou het bij meerderheid van stemmen belastingharmonisatie kunnen afdwingen, wat betekent dat individuele landen niet vrij zijn te kiezen tussen betere voorzieningen en lagere belastingen. Via een ‘burgerinitiatief’ kan een groot land met hoge belastingen zo’n voorstel straks zelfs op de agenda van het Parlement zetten.De Grondwet voorziet niet in Europese belastingheffing, maar sluit die ook niet uit. Ook hier zou meerderheid in het Parlement de doorslag kunnen geven. Na alle verhalen over verkwistende en inhalige Europarlementariërs ga je vrezen dat zo’n Europese belasting op een blanco volmacht neerkomt. Voor je het weet moeten Europese ambtsdragers vanwege de internationale concurrentie net zo veel verdienen als de ceo’s van de voormalige staatsbedrijven.