De kunst van het kwetsen
Jeffrey Wijnberg
Scriptum, Schiedam
ISBN 90 5594 426 2
Een goede titel is het halve werk. Vraag maar aan Joep Schrijvers. Zijn Hoe word ik een rat? uit 2002 is nog steeds een van de meest succesvolle managementboeken uit de geschiedenis, met meer dan honderdduizend verkochte exemplaren en ruim tien vertalingen, waaronder in Russisch en Chinees. Moeilijk te zeggen of dat succes werd veroorzaakt door de titel of inhoud. Allebei natuurlijk. Maar laat ik zo zeggen, ik ken heel wat mensen die het boek in de kast hebben staan. Maar ik ken er weinig die het hebben gelezen.
Jeffrey Wijnberg zit bij dezelfde uitgeverij. Laten we het nog maar eens proberen, moeten ze daar hebben gedacht. “De kunst van het kwetsen, hoe te overleven op het bloederige strijdtoneel van de menselijke relaties,” staat in stevige taal op de omslag van Wijnbergs nieuwste boek. Het is wat overtrokken. Echt bloed komt er niet aan te pas. Maar het boekje (146 pagina’s) maakt de verwachtingen waar. Wijnberg is een in Groningen gevestigde psychotherapeut. Hij legt de machtsverhoudingen op het werk of in een huwelijk op soms pijnlijke wijze bloot. De meest zachtaardige baas of echtgenoot kan veranderen in een tiran als hij of zij macht heeft over een ander. In iedereen schuilt een potentiële geestelijke terrorist, om het in de woorden van Wijnberg te zeggen. Niet alleen voor bazen maar ook ondergeschikten is het handig om de machinaties van de macht te leren kennen. Al is het maar om het bazengedrag te kunnen relativeren. Wie macht over iemand anders heeft, staat een heel repertoire tot zijn beschikking om dat te bestendigen. Je kunt iemand subtiel publiek vernederen, bijvoorbeeld door zijn mening voortdurend in twijfel te trekken. De silent treatment is een effectief middel: bazen zeggen niet zonder meer ‘ja’, ze laten hun ondergeschikten bij voorkeur zo lang mogelijk in onzekerheid. Hoe meer onzekerheid, des te groter de afhankelijkheid. Wijnberg gaat ervan uit dat machthebbers doelbewust hoewel misschien onbewust manipuleren om hun soevereine positie te handhaven. De slachtoffers van deze machtsspelletjes dienen dat te beseffen, vindt hij. Het is de enige manier om voldoende weerbaarheid te ontwikkelen.
Een machtsspeler is nooit geïmponeerd en geeft nooit toe dat hij iets nog niet wist. Hij wist alles al. Hij geeft nooit complimenten, dat zou het gevoel van ongelijkheid met zijn ondergeschikte kunnen opheffen. De omgeving kan er ver in mee gaan. Overijverige ondergeschikten gaan het manipulatieve gedrag van hun bazen vergoelijken. “Hij meent het niet echt kwaad,” zeggen ze dan. Of “Hij is net zo veeleisend voor anderen als voor zichzelf.” Wijnberg schetst in leesbare taal een herkenbaar beeld van de wurggreep waarin chefs en medewerkers, getrouwde stellen en andere mensen die in een machtsrelatie tot elkaar staan, verstrikt zijn. Soms is het boek oppervlakkig. Er staan interessante gedachten in die niet worden uitgewerkt. Geven mensen die telkens het onderspit delven het na verloop van tijd op en takelen ze geestelijk af? Wijnberg heeft ‘stellig de indruk’, maar verder komt hij niet. Hij put uit zijn praktijkervaring waarbij de wetenschappelijke onderbouwing achterblijft.
Kantoorpolitiek is een boeiend fenomeen. Waar Joep Schrijvers het vooral beschreef vanuit het standpunt van de konkelende werknemer, beperkt Wijnberg zich tot de psychologie van de persoonlijke macht. Er valt nog veel meer over te zeggen, over onderling concurrerende afdelingen, hanengevechten om successen te claimen, loopgravenoorlogen om budgetten. Het definitieve boek over machtsverhoudingen op de werkvloer is nog niet geschreven. Maar De kunst van het kwetsen is een heel nuttige bijdrage. (PvL)