Recent presenteerde het kabinet Balkenende haar Innovatieplatform. Zelden heeft de oprichting van een dergelijk forum tot zoveel discussie geleid. Henk Broeders – directievoorzitter van Cap Gemini Ernst & Young poogt te verklaren waar al die twijfels vandaan komen.
Te meten naar het aantal sceptische mailtjes en telefoontjes dat ik heb gekregen op de aankondiging van het door onze Minister President samengestelde Innovatie-platform, is het een onderwerp dat zonder meer leeft onder ICT ondernemingen in Nederland. Mij realiserend dat ICT slechts onderdeel uitmaakt van wat wij onder het containerbegrip “innovatie”scharen, lijkt mij toch goed het forum deelgenoot te maken van de twijfels vanuit de ICT-branche. Al was het maar omdat ICT minimaal als basistechnologie fungeert voor de meeste moderne innovaties. Die twijfel vanuit de ICT branche heeft meerdere oorzaken. Zij betreft de samenstelling van het platform, de ondervertegen-woordiging vanuit de ICT branche, de reputatie die de overheid zélf heeft als “launching customer” van nieuwe innovaties en de wijze waarop financiering van innovatie in Nederland is geregeld. Groot ongenoegen is er over de samenstelling van het forum. Het gevoel is dat het forum in onbalans is met betrekking tot het aantal vertegenwoordigers uit de universitaire wereld. Zonder op de bevindingen van het forum vooruit te willen lopen, leidt het bijna geen twijfel dat zij tot dezelfde conclusie zullen komen als in de bijlage M van NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag: het Nederlands Universitair onderwijs en onderzoek verkeert in een crisis. Van een aantal deelnemers aan het forum, die uit hoofde van hun functie zelf bestuurlijk verantwoordelijk zijn voor de die universitaire kwaliteit, kun je bij de huidige samenstelling van het forum moeilijk verwachten dat ze ál te kritsche noten zullen kraken met betrekking tot het functioneren van het universitair bestel en de relatie met de overheid. In de tweede plaats leidt het tot enige verbazing te moeten constateren dat de ICT branche – als belangrijke motor achter innovatie en belangrijk onderdeel van de Nederlandse kenniseconomie – niet of nauwelijks in het platform vertegenwoordigd is. Ondanks het hype-karakter dat de ICT markt de afgelopen jaren zeker kenmerkte, staat vast dat de sector beschouwd kan worden als de motor achter de groei van een belangrijk stuk hoogwaardige kennis-werkgelegenheid. Illustratief daarvoor is de bijdrage van de sector aan het Bruto Binnanlands Product: die steeg van 5.37% in 1997 tot 6,11% in 2002 (cijfers ICT marktmonitor Nederland-ICT 2002-2003). Naar verluid roept het platform op om in Nederland méér pakkettensoftware en software-componenten te ontwikkelen. Nog los van het feit dat we in die markt in het nabije verleden als werknemer of aandeelhouder duur leergeld hebben betaald, is het het platform klaarblijkelijk ontgaan dat in Nederland het belangrijkste deel van werkgelegenheidsgroei in de ICT kenniseconomie is gerealiseerd in de ontwikkeling van ICT toepassingen. Dat is ook logisch en vanuit intenationaal perspectief gezien realistisch. Om te beginnen omdat 99% van wat er in de wereld aan nieuwe ICT innovaties wordt bedacht niet uit Nederland komt. En in de tweede plaats omdat we daar in Nederland historisch gezien domweg ook niet zo goed in zijn. Of – zoals in het recent verschenen boek over de ontwikkeling van Nederlandse techniek in de twintigste eeuw wordt gesteld – “Nederland is niet sterk in uitvinden, wél in integreren” (Het riool, de stad en de fabriek – ISBN 90-5730-069-9). Een andere twijfel met betrekking tot de effectiviteit van dit platform ligt in het feit dat de Nederlandse overheid – in tegenstelling tot een aantal andere Europese landen – zelf in het verleden niet heeft uitgeblonken als launching customer/gebruiker van nieuwe innovaties. Het ICT-domein is daar een mooi voorbeeld van. In opdracht van de Europese Commissie heeft Cap Gemini Ernst & Young als onderdeel van het E-Europe programma tot drie keer toe een benchmark studie gedaan naar de mate waarin overheidsdiensten “on line” en transactioneel voor burgers beschikbaar zijn. Nederland neemt hierin een 11de plaats in van de in totaal 17 onderzochte Europese landen. Meest opvallende uitslag is dat op het gebied van “on line inkomen genererende” overheidsdiensten Nederland binnen de EU op Luxemburg na het laagst scoort. Een onbegrijpelijke score in een tijd van bezuinigingen en afslanking van het ambtenarenapparaat. Dát wij zo laag scoren heeft overigens niets te maken met een gebrek aan innovatieve ideeën in Nederland. Balkenende 1 is er niet aan toe gekomen om een lijvige ICT visie te produceren, Paars 2 wel. Rapporten als “de economie van de 21ste eeuw, “infodrome”, “toekomst overheidscommunicatie”, “ICT en samenleving” van het Sociaal Cultureel Planbureau, “Klantgericht werken in de Publieke sector”; ze geven allemaal méér dan voldoende stof voor significante innovaties in de overheids-effiëncy en effectiviteit. Echter, de Hollandse “innovatie”-ziekte is niet een gebrek aan innovatieve ideeën, maar een gebrek aan ambitie, leiderschap en daadkracht om die ideeën ook daadwerkelijk uitgevoerd te krijgen. Zelf ben ik lid geweest van twee overheidscommissies die deze lethargie (apathie, gemakzuchtigheid) aan de kaak stelden. Om te beginnen de Commissie Docters van Leeuwen die in haar rapport “ICT en overheid” vergaande voorstellen doet om de overheid zélf te innoveren door slimmer gebruik te maken van ICT. Niet alleen maar door ICT oplossingen naar binnen te kruien, maar vooral door substantieel in te grijpen in de structuur, de organisatie en de bedrijfsvoering van de overheid. Ik ken geen bedrijf dat – zéker ná de invoering van ICT oplossingen – zó lang vasthoudt aan archaïsche bedrijfsmodellen rond bijvoorbeeld het waterbeheer of de organisatie van de overheid binnen het “huis van Thorbecke”. Bestuurlijke vernieuwing zou zich niet moeten beperken tot “de gekozen burgemeester”, maar juist ook de rol van ICT betrekken en afdwingen, zoals de Commissie Docters van Leeuwen in feite heeft voorgesteld. Tot op heden zonder enig zichtbaar of meetbaar succes overigens. Grote twijfels zijn er in ICT kringen over de wijze waarop innovatie vanuit de overheid wordt gestimuleerd en gefinancierd. Ik ben lid geweest van het ICT forum, dat een belangrijke adviserende stem heeft in de besteding van fondsen voor wetenschappelijk onderzoek, betaald uit onze aardgasbaten (Besluit Investeringen Kennisinfrastructuur, voorheen ISES-KIS). Wat mij in dat kader opvalt, is aan de ene kant bewondering voor het niveau van onze technologische kennis, maar tegelijkertijd ook verbazing over ons onvermogen daarin het tempo van de internationale technologie push zelfs maar engiszins te benaderen. De overheid heeft het hele bureaucratische proces van toekenning van onderzoeksgelden zodanig complex gemaakt, dat het ruim twee jaar in beslag neemt om je researchvoorstel gefinancierd te krijgen. Ondenkbaar in de commerciële ICT wereld, waar we– ook in R&D – eerder in cycli van maanden dan van jaren denken. Tegen de tijd dat in Nederland een innovatief ICT onderzoeksvoorstel is goedgekeurd, is de internationale markt al weer lichtjaren verder. Dit kostbare tijdsverlies wordt nog vergroot door het ogenschijnlijke onvermogen (onwil?) om die kennis tussen instuten te delen. Iets dat binnen mijn eigen internationale kennisonderneming gezien zou worden als een doodzonde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de output van dit proces ten opzichte van de door de samenleving te plegen investering (802 miljoen voor de volgende rond) te wensen over laat. Op mijn vraag wat nou over de afgelopen 5 jaar de top 3 Nederlandse ICT innovaties zijn die wereldwijd een doorslaand succes zijn geworden en die – belangrijker nog – een aantoonbare bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, bleef men het antwoord schuldig. En daarmee raken we eigenlijk de crux van waar het hier om gaat. Innovatie is niet vrijblijvend. Innovatie is niet wachten op hét briljante idee, of wachten tot het “beter” wordt. Innovatie is naast een klimaat dat goede ideeën uitlokt, vooral ook de wil en de passie om dat idee gerealiseerd te krijgen en er geld mee te verdienen, het idee/beleid tot een (commercieel of maatschappelijk) succes te maken. Of, zoals hoogleraar Henriëtte Maassen van den Brink recent in haar column in het FD met de econoom William Baumol citeerde: “innovatie is het najagen en het benutten van de mogelijkheden voor het maken van winst. Innvaties hoeven niet gepaard te gaan met nieuwe technische vindingen.” In de analyse van NRC Handelsblad wordt Nederlandse studenten en wetenschappers verweten een hoog “know it all, seen it all, done it all” gehalte te hebben. Terecht of onterecht, het vermogen jezelf te durven blijven verbazen ligt aan de basis van veel nieuwe inzichten. Vandaar mijn suggestie aan het forum om als lijfspreuk de volgende kreet te adopteren: “Het voordeel van de twijfel is een kans … “. Blijf jezelf de vraag stellen: kan dit niet anders, beter, slimmer, goedkoper en hoe kunnen we er geld mee verdienen. Een vraag die voor het functioneren van de commissie en het proces daarna misschien nog wel relevanter is dan de samenstelling van het innovatieplatform zelf.
Henk Broeders Directievoorzitter Cap Gemini Ernst & Young Benelux