Kinderopvang is sinds 1 januari betaalbaarder voor lagere inkomensgroepen. Maar modale tweeverdieners zijn de dupe. En volgend jaar betalen ze zich helemaal blauw. “Dit moet door een Haagse apparatsjik zijn bedacht.”
Agnes Jongerius staat een oranje strandbal op te blazen. Twee cameraploegen en vijf fotografen leggen vast hoe ze dat doet. Langzaam wordt de tekst op de uitdijende bal zichtbaar: ‘Laat kinderopvang niet vallen’. Met een rood hoofd kijkt Jongerius om zich heen. Heeft iedereen het goed gezien? Ze gooit de bal lachend in de richting van een toekijkend jongetje. Zo, de actieweek kan beginnen. Maandagochtend kwart over acht in Amsterdam Zuid-Oost. Een mediacircus is neergestreken in kinderdagverblijf De Klapmuts. Jongerius arriveerde al om half acht, net als de pers. Het wachten is op PvdA-voorman Wouter Bos. Hij is te laat, maar dat staat het actievoeren niet in de weg. Beduusde ouders krijgen bij de ingang een folder in handen gedrukt. “We voeren actie voor betere kinderopvang,” legt een FNV-medewerkster uit aan een Antilliaanse vader. Met andere woorden: tégen de nieuwe Wet Kinderopvang (WK), sinds 1 januari van kracht. Ouders moeten sinds die datum zelf een contract met een kinderdagverblijf afsluiten, zelf de factuur betalen en zelf een toelage aanvragen bij hun werkgever en het Rijk. En daar loopt het spaak. Veel werkgevers schroeven hun riante ouderbijdrage terug tot het absolute minimum van een zesde van de kosten. Een deel weigert ook dat bedrag. Minister De Geus roept bedrijven op hun verantwoordelijkheid te nemen, maar niemand luistert. “Hij gaat ervan uit dat na 1 januari steeds meer werkgevers een regeling zouden opnemen in hun CAO,” vertelt Jongerius. “Maar dat gebeurt niet. In de voorjaars-CAO’s zie ik nauwelijks nieuwe kinderopvangregelingen.” Het klinkt zo mooi. Betaalbare kinderopvang, toegankelijk voor de grootst mogelijke groep ouders, ook die met een laag inkomen. Geen gesubsidieerde gemeenteplaatsen meer of door de werkgever gereserveerde bedrijfsplaatsen, maar gelijke kansen op een plekje in de crèche voor ieder kind. De nieuwe wet moet het allemaal regelen. Het uitgangspunt is het bekende duo ‘eigen verantwoordelijkheid’ en marktwerking. Ouders sluiten voortaan zelf een contract met een kinderdagverblijf, betalen zelf de rekening en gaan daarom rondshoppen naar het beste aanbod. Door tegelijkertijd de overheidssteun aan kinderdagverblijven af te schaffen – die steun komt nu direct toe aan de ouders – worden deze gedwongen om elkaar te beconcurreren op prijs en kwaliteit. En een lagere prijs komt weer de lage inkomensgroepen ten goede. Iedereen blij.
Lokkertje
Hoe anders pakt het uit in de praktijk. Naar schatting tien procent van de ouders is sinds 1 januari minder gebruik gaan maken van betaalde kinderopvang. Een deel is daar zelfs helemaal mee gestopt. Ze brengen de kinderen onder bij oma of gaan minder uren werken. Een officiële evaluatie door de bedenker van de wet, het ministerie van Sociale Zaken, laat nog op zich wachten, maar de eerste geluiden zijn een voorbode van de onvermijdelijke conclusie: de wet pakt disproportioneel slecht uit voor ouders met een gezinsinkomen van 45.000 euro per jaar of hoger. Kostenstijgingen van 150 tot 200 euro netto per maand zijn in deze gezinnen heel normaal, merkt Linda Rigters, coördinator van het FNV Meldpunt Kinderopvang. “Driekwart van onze klachten gaat over de verhoging van de bijdrage vergeleken met vorig jaar. Zo’n tien procent zegt minder te gaan werken.” In de oude situatie betaalden veel werkgevers fors mee aan de kinderopvang van hun werknemers. Gevallen waarin de helft van de kosten werd vergoed waren geen uitzondering. De fiscus stimuleerde deze praktijk via de Wet Vermindering Afdracht. Die maakte het mogelijk om 50 procent van de kosten af te trekken van de loonheffing. Ouders konden bovendien de kosten van kinderopvang aftrekken voor de inkomstenbelasting. Dit model paste prima in economisch voorspoedige tijden. Eind jaren negentig was er sprake van krapte op de arbeidsmarkt en werkgevers buitelden over elkaar heen om die felbegeerde, hoogopgeleide werknemer aan boord te trekken. Weet u het nog? Sollicitatiegesprekken in de showroom van een autodealer, eigen fitnessruimte, onbeperkt mobiel bellen, prachtige flexwerkregelingen. De gegarandeerde plaats in de crèche deed zijn intrede als lokkertje speciaal voor tweeverdieners en herintredende vrouwen. “Eind jaren negentig was er een groot tekort aan opvangplaatsen in de regio Amsterdam,” aldus Marcel Smulders, personeelsmanager bij advocatenkantoor Stibbe. “We zijn toen een eigen crèche begonnen. Die hebben we helemaal zelf gefinancierd en ingericht. Die hebben we nooit rendabel kunnen maken, nee. Maar onze mensen vroeger er om en het was fiscaal nog wel aantrekkelijk.”
Knettergek
Maar sinds 1 januari zijn de fiscale voordelen komen te vervallen, zodat werkgevers duurder uit zijn. De wet gaat ervan uit dat werkgevers nu een zesde deel zullen blijven betalen (dus in totaal eenderde voor tweeverdieners), maar dit is niet verplicht. Die combinatie van kostendruk en vrijblijvendheid leidt ertoe dat werkgevers de overgang massaal aangrijpen om hun bijdrage te halveren. En dat merken ouders in hun portemonnee. “Ik betaal nu netto 600 euro per maand voor drie dagen voltijds opvang in de week voor twee kinderen,” zegt een wanhopige vrouwelijke ict-manager, die liever anoniem blijft om problemen met haar werkgever te vermijden. “Vorig jaar betaalde ik nog 330 euro. Dat is toch krankzinnig?” In haar omgeving ziet ze een ‘teruggang’ bij de bereidheid van vrouwen om nog langer voltijds te werken. En niet alleen in de middeninkomens. “Mijn secretaresse is maar gestopt met werken omdat de crèche te duur werd. Thuis zitten was financieel voordeliger. Echt, ik heb met pijn in mijn hart afscheid genomen van haar. Dit is niet goed voor de arbeidsparticipatie van vrouwen.” Dat vooral de hogere inkomens worden getroffen, heeft alles te maken met de compensatieregels van De Geus. Als een werkgever weigert bij te leggen, wordt een ouder met een laag inkomen maximaal door het Rijk gecompenseerd. Ouders met een jaarinkomen van 20.000 euro bijvoorbeeld krijgen al 60 procent van de kosten vergoed. Als de werkgever niet bijlegt, vergoedt de overheid dit voor bijna 95 procent. Bij de Klapmuts in Amsterdam Zuid-Oost lopen kinderen rond van wie de ouders netto maar 60 eurocent per uur uit eigen zak kwijt zijn aan voltijdse kinderopvang. Bij een gezinsinkomen van 50.000 euro vergoedt het Rijk 28 procent van de kosten en betalen ouders tussen de 2,30 en 3,35 euro per uur, er vanuit gaande dat ook in dit geval de werkgever niet meebetaalt.
Koekjesfabriek
Klagende ouders krijgen vaak als reactie te horen dat ze niet zo moeten zeuren. Jullie verdienen toch ook veel? Dan is 600 euro per maand best op te brengen. Die vlieger gaat niet op, vindt Janneke Plantenga, als hoogleraar sociaal-economische aspecten van kinderopvang verbonden aan de universiteit van Utrecht. De compensatieregeling wordt afgebouwd vanaf 2006. Alleen voor gezinsinkomens van 45.000 euro of lager blijft de overheid compenseren. Kortom: tweeverdieners, die nu al duurder uit zijn dan een jaar geleden, betalen zich straks helemaal blauw. “Een volstrekt onwenselijke situatie,” aldus Plantenga. “De veronderstelling is dat hoogopgeleide ouders, en daar hebben we het over bij de hoge gezinsinkomens, zich niet van de arbeidsmarkt zullen terugtrekken door hoge kosten van kinderopvang. Zo van: die kun je wel blijven belasten. Ik vraag me af of die flexibiliteit er ook is. Als de kosten tussen de laagste en de hoogste inkomens zó sterk verschillen, ontmoedig je vrouwen om carrière te maken.” Het zijn volgens Plantenga juist hoogopgeleide vrouwen die moeten worden gestimuleerd om actief te zijn op de arbeidsmarkt. “In die mensen hebben we als samenleving geïnvesteerd, met dure universiteiten en zware opleidingen. Ze komen te werken in sectoren waar je verwacht wordt carrière te maken. Ze werken niet in een koekjesfabriek. Ze voegen iets toe aan de economie. Zulke vrouwen moet je niet ontmoedigen met een inkomensbarrière.” Ze wijst erop dat in Zweden en Noorwegen de verschillen in kosten veel kleiner zijn. Het prijsniveau ligt er bovendien lager. Voltijdse dagopvang, dus vijf dagen per week, voor het eerste kind kost in Zweden 140 euro per maand, in Noorwegen 300 euro (dit wordt verlaagd tot 210 euro in augustus) en in Nederland 800 euro.
Haagse apparatsjik
Het gemor over de nieuwe regels is niet een puur elitaire aangelegenheid. Lage inkomensgroepen hebben zo hun eigen problemen. De administratieve rompslomp bijvoorbeeld, blijkt het beroep op compensatieregelingen af te schrikken. Veel ouders weten niet eens dat ze bij de overheid hun geld kunnen terugkrijgen. En als ze het terugkrijgen, weten ze niet om te gaan met de vaak hoge bedragen. “Zo’n 8,5 procent van mijn klanten heeft betalingsproblemen,” erkent Betsie van de Grift. Ze is directeur van Partou Kinderopvang, uitbater van 78 kinderdagverblijven in de regio Amsterdam, waaronder De Klapmuts. “Ik ken een geval van een mevrouw die 1.300 euro per maand verdient en 3.400 euro per maand terugkrijgt van de belastingdienst als compensatie voor de kosten van kinderopvang. Bijna drie maandsalarissen. Zo iemand komt al snel in de verleiding om het geld aan andere zaken uit te geven.” Niet per se aan plasmatelevisieschermen, maar wel aan de vaste kosten van levensonderhoud. Van de Grift zegt hier financieel zo veel last van te hebben, dat ze binnenkort met een eigen oplossing komt. Ze gaat ouders de mogelijkheid bieden om via een machtiging het beheer over de vaak enorme compensatie-bedragen over te dragen aan het kinderdagverblijf. Het wordt lastig. “Je kunt ze niet dwingen.”
Van kinderdagverblijven wordt verwacht dat ze met elkaar gaan concurreren. Waanzin, vindt Gjalt Jellesma, voorzitter van de Belangenver-eniging Ouders in de Kinderopvang (Boink). “De wet gaat ervan uit dat ouders gaan rondshoppen naar het beste aanbod. Dat moet door een Haagse apparatsjik zijn bedacht. Ik woon bijvoorbeeld in Loenen aan de Vecht. Daar zit één crèche. Verwacht de minister dat een concurrent uit een dorp in de buurt de strijd aangaat met die crèche? En dat ouders dan kilometers om gaan rijden om een paar euro goedkoper uit te zijn? Kinderen moeten wennen aan een dagverblijf, dat weet iedere ouder. Zo’n kind sleur je toch niet van de ene naar de andere crèche?” Als het aan Jellesma ligt wordt kinderopvang een basisvoorziening, net als onderwijs. “En vooral: er moet een soort Opta komen voor de kinderopvang. Een toezichthouder. Want de kwaliteit van kinderopvang gaat achteruit onder druk van marktwerking. ”
Strandballen
In kinderdagverblijf De Klapmuts voetballen de aanwezige journalisten en de kleuters met de FNV-strandballen. Wouter Bos komt binnen. Bestudeerd nonchalant, op gymschoenen en één hand in de zak van zijn spijkerbroek. Onder het oog van de draaiende camera’s zoent hij Jongerius op beide wangen. “Sorry, ik zat vast in het verkeer.” Het duo richt zich tot een haag van camera’s. Wat is er niet goed aan de nieuwe wet, vraagt een verslaggever. Bos trekt een serieus gezicht. “Kijk, ik kan kinderopvang prima betalen. Maar ik hoor te veel verhalen van ouders die er grote moeite mee hebben.” Jongerius legt uit dat FNV deze week de mening van ouders gaat verzamelen met een enquête. De resultaten gaan mee naar het najaarsoverleg. Na tien minuten interview vindt Bos het welletjes. Hij draait zich naar de bondsvrouwe. “Zal ik nu met wat ouders gaan praten? Daar kom ik óók voor.” Hij kijkt met een verlangende blik naar een groep rennende kleuters. “Of zal ik wat gaan spelen met die kinderen?”
Kernpunten van de nieuwe Wet Kinderopvang
* Ouders, werkgevers en overheid betalen gezamenlijk voor opvang. Werkgevers zijn hiertoe niet verplicht.
* Maximumtarief is vastgesteld op 5,68 euro per uur voor dagopvang en 6,13 euro voor buitenschoolse opvang.
* Voor alleenstaande ouders betaalt de overheid het zesde deel van de ontbrekende partner.
* Het Rijk compenseert de kosten gedeeltelijk als de werkgever weigert mee te betalen.
* De compensatie is inkomensafhankelijk en vrijwel nihil voor een gezinsinkomen van 70.000 euro of meer.
* De fiscus betaalt de compensatie in maandelijkse termijnen. Ouders kunnen kiezen voor één jaarlijkse uitkering achteraf.