Suriname is hot. Qua klimaat dan. Toeristisch wil Suriname ook graag hot zijn, maar hier valt nog veel te winnen. Toch zijn de afgelopen jaren een paar belangrijke stappen gezet. De realisatie van Kalebo Nature Resort is zonder twijfel de belangrijkste. Vraag is of je ook als manager hier wat te zoeken hebt. Dat ligt er maar helemaal aan wat je wilt.
Om nou te zeggen dat het toerisme in Suriname al volop bloeit, nee, niet echt. Maar de laatste paar jaar zitten er wel knoppen in. Dit is vooral te danken aan een (nog bescheiden) aantal mensen met verstand van zaken en vooral een grenzeloze liefde voor Suriname. Goed voorbeeld is de bouw van Torarica Royal, een spiksplinternieuw hotel naast het vermaarde Torarica, waar de sleet in zit. Torarica Royal wordt, zegt projectleider Frans Sluiter, een paradijs voor zakenlieden. Het is nog tot december dit jaar wachten, maar dan heb je ook wat. “Naast alle gebruikelijke voorzieningen, zoals internet, kan iemand hier bijvoorbeeld ook een kamer huren met ernaast een vergaderruimte. Dan hoef je het hotel niet uit.”
Op dit moment zijn er geen goede cijfers voor handen over het aantal toeristen dat Suriname bezoekt. Schattingen schommelen rond de 100.000 per jaar. Dat zijn er veel meer dan pakweg vijf jaar terug, maar het is de bedoeling dat er een stevige boost komt. Martinair heeft niet voor niets eind oktober vol vertrouwen het aantal lijnvluchten naar Paramaribo opgevoerd naar twee keer per week. Ook Sirano Zalman is zeer optimistisch over de kansen op toeristisch gebied. Zalman studeerde in Nederland, maar keerde enkele jaren geleden terug naar Suriname om het reisbureau Access Suriname Travel op te richten. De pionier heeft de afgelopen jaren veel goede dingen zien gebeuren. “Maar we moeten er wel voor zorgen dat de kwaliteit hoog blijft, anders prijst Suriname zich zo weer uit de markt,” zegt Zalman, die momenteel stad en jungle afstruint naar leuke plekjes om het Suriname-gevoel over te brengen.
Karel Dawson zit op dezelfde lijn. Dawson heeft zijn kapitaal opgebouwd met de verkoop van materieel voor de mijnbouw (bauxietwinning is op afstand de belangrijkste kurk waarop de economie van Suriname drijft), maar hij is ook sinds kort eigenaar van het Kalebo Nature Resort in het westen van Suriname. Dawson is er helder over: “Het wordt tijd dat de Surinaamse regering kiest voor toerisme. Die keus wordt niet gemaakt. De komende tijd wordt een aantal grote gebieden in Suriname in concessie gegeven. Daarbij is er de keus tussen toerisme of mijnbouw. Dan zal blijken of de mijnbouw het wint van het toerisme of andersom. Ik hoop echt het laatste, want dat verdient dit land.”
Los van deze keus, heeft Suriname op dit moment ook al veel te bieden. Het land dat zowat op de evenaar leunt, is namelijk interessant voor managers die…
… van natuur en rust houden
Vanuit het vliegtuig bekeken is Suriname één grote stronk broccoli. Het land bestaat voor 80 procent uit tropisch regenwoud en rust is hier net zo vanzelfsprekend als de tientallen verschillende kleuren groen die het lover biedt. Voor het summum van rust ben je aan het beste adres in Kabalebo. Overal in Paramaribo zie je posters van Kabalebo en als je er eenmaal bent – de enige manier om er te komen is met een binnenlandse vlucht – snap je meteen waarom dit resort het uithangbord is van het ecotoerimse waarmee Suriname groot wil worden. Kabalebo (in de wijde omtrek woont geen mens en is jungle nog jungle zoals jungle bedoeld is) staat pas sinds twee jaar op de kaart. Kort na de eeuwwisseling werd het terrein waar sinds de onafhankelijkheid in 1975 geen mens meer was geweest gekocht, door Karel Dawson. Uit liefhebberij, want Dawson was van plan er af en toe met een paar vrienden lol te maken, een beetje te jagen en veel te vissen. Ouwe jongens krentenbrood tussen eeuwenoude bomen in een schilderachtig decor om even te ontstressen, dat werk.
Maar Dawson werd gaandeweg het kappen van het bos op andere gedachten gebracht, onder andere door Zalman die heel andere mogelijkheden voor Kabalebo zag. Dawson ging om, waarna onder leiding van zijn jeugdvriend Jerry Ip-vai-Ching de boel werd ontgonnen. Letterlijk alles moest worden ingevlogen, zelfs het hout. Maar het resultaat is geweldig. Er staat nu een lodge met tien kamers voor twee personen met onder meer koud en warm stromend water. Dat lijkt logisch, maar dat is het niet en het tekent de kwaliteit die Dawson nastreeft.
Tien kamers is trouwens niet veel. Jerry, die tegenwoordig bedrijfsleider én gids is op Kabalebo, legt uit dat het een bewuste keus is. “We willen het bescheiden houden, want alleen dan kunnen we bezoekers het naar de zin maken. Wat hier mogelijk is? Wat niet, kun je beter vragen. Onze gasten vullen hun eigen programma in. In de jungle hebben we een aantal tracks aangelegd waar je in alle rust kunt genieten van het oerwoud. Voor iedereen die een eigen programma wil draaien, staat een gids ter beschikking.”
Maar je kunt ook de Kabaleborivier afvaren in een korjaal, een uitgeholde boomstam met motor (kanoën kan ook) bijvoorbeeld naar Uncle Piet’s Lodge dat drie uur varen naar het zuiden boven een stroomversnelling is aangelegd. De tocht over de rivier die vol zwarte keien (bij laag water moet je regelmatig uitstappen om de boot verder te duwen) voert langs een aangesloten schilderachtig wand met woudreuzen waar regelmatig bontgekleurde vogels uit opschrikken. Geluiden van beesten die je niet ziet, ver weg, vullen de lucht. Uncle Piet’s lodge is een oase. ’s Nachts op het balkon lekker slapen in een hangmat die je in een zacht briesje heen en weer wiegt, wat wil je nog meer? De junglesessie als alternatief voor de heisessie, waarom niet?
… van dieren houden
Respect voor dieren is het uitgangspunt bij Kabelebo. “Er zijn plekken in Suriname waar gidsen boven op kaaimannen duiken, puur voor de fun van de toerist. Hallo zeg, ik ben geen Crocodile Dundee. Dat zijn vervelende uitwassen,” zegt Jerry kwaad. Jerry garandeert dat je bij een bezoek aan Kabalebo dieren te zien krijgt. Een gillende brulaap, een schuwe tapir, talloze insecten, een capibara (het grootste knaagdier ter wereld), met een beetje pech een anaconda (een wurgslang die wel acht meter lang kan worden) en met een beetje geluk een met uitsterven bedreigde Harpij Eagle. Maar Jerry is ook eerlijk. “Alle dieren duiken van nature het liefst als ze mensen zien of horen. Als je in een middagje veel dieren wilt zien, kun je beter naar Artis gaan.” Gevaarlijk is het ook niet echt. Jerry kan zich bijvoorbeeld niet herinneren dat er ooit iemand is gedood door de jungle. Verder het oerwoud in, richting Brazilië, is het oerwoud heftiger, maar dit is ‘jungle light’.
…van megavissen houden
Kabalebo heeft het sportvissen in Suriname op de kaart gezet en Jerry weet haarfijn waar de beste plekjes zijn te vinden. Een goede vangst is standaard bij de prijs inbegrepen, ook voor mensen die nog nooit een hengel in hun handen hebben gehouden. Jerry doet voor hoe je hier vist. Staand in de wiebelige korjaal gooit hij de hengel uit en haalt binnen enkele minuten een piranha boven het water waar we eerder in hebben gezwommen. Een piranha? Dus die zwempartij was Russische roulette? ” Echt niet,” lacht Jerry. “Een piranha doet je niets. Kijk, je moet niet met een bloedende wond het water induiken. En als je terechtkomt in een school piranha’s die honger hebben, dan heb je een serieus probleem. Maar normaal gesproken is er niets aan de hand.” Sterker nog, voor Jerry is een piranha een vis waar menig westerse sterveling behoorlijk bang voor is een vangst van niks. Hij slaat het beest met een groot kapmes dood en snijdt het nog spartelende dier behendig in stukjes. De stukken zijn voor het echte werk. Een half uur later snappen we wat hij bedoelt: we slaan met als aas piranhavlees een joekel (twaalf pond) van een ajoumara aan de haak. De vis vecht zich kapot. Eenmaal in de boot haalt Jerry de haak uit de bek. “Je hebt nog geluk dat het geen tijgervis was van 12 pond, want dan had je een echt probleem”, meldt Jerry haast achteloos terwijl de vis weer het water inglijdt.
…van inheemse cultuur houden
Dat het toerisme hier en daar nog in de kinderschoenen staat, bewijst het afgelasten van een bezoek aan het indianendorp Bigi Poika. Eén van de dorpsbewoners is overleden en daar willen de andere dorpsbewoners even geen toeristen bij. Palumeu is een ander indianendorp verder naar het zuiden en hier hebben ze al een paar jaar ervaring met de verwende toerist. Gek genoeg zijn de Trio-indianen die hier leven nog steeds een soort mensenschuw. Ze willen bijvoorbeeld liever niet dat je ze fotografeert, ook al begrijpen ze donders goed dat het toerisme steeds belangrijker wordt om in het levensonderhoud te voorzien. Nee, dan de bosnegers. Zo gauw die een camera zien, worden de grote witte tanden bloot gelachen. Jaw jaw is een dorp aan de Boven Surinamerivier waar de boslandcreolen snappen waar het bij toerisme om draait. Foto’s maken is geen probleem. Geslapen wordt hier in huisjes met een geweldig uitzicht over de rivier. De tocht door het dorp is er een van uitersten. Verkreukelde oma’s die in een strooien hut een onduidelijk potje koken, maar ook grote stenen huizen die het woord villa best aankunnen. Maar altijd zijn er de boscreolen, die vriendelijk lachen als cultuur hebben. En ook hier is de hangmat een geliefde slaapplaats. Als Suriname nog een nationaal symbool zoekt, is de hangmat een goede keus.
…van Paramaribo houden
Tropische sferen in een Nederlands decor. Paramaribo is altijd broeierig warm en ruikt tropisch, maar je kunt er wel gewoon in het Nederlands je verhaal kwijt. Het is gek genoeg één van de aantrekkelijke kanten van deze stad aan de andere kant van de oceaan. Paramaribo ligt aan de Surinamerivier, maar heeft gek genoeg pas sinds een paar jaar door dat het naar de rivier moet kijken in plaats van deze de rug toe te keren.
De haven zelf is nog een mengbeker van een troosteloos zooitje oud ijzer, vuilnishopen en modderpoelen, maar er zijn mooie plannen om de boel te botoxen. Helaas weet je in Suriname nooit of en zo ja, wanneer plannen worden uitgevoerd, want het tempo van denken en doen is ook tropisch. De Waterkant heeft al wel de flair van een flaneerboulevard. Fort Zeelandia is een bezienswaardigheid op zich, al is het alleen al omdat hier op 8 december 1982 de beruchte decembermoorden (vijftien tegenstanders van de legerleiding werden in koelen bloede vermoord) plaatsvonden. Opvallend is en blijft de synagoge die pal naast de moskee is gebouwd. Het kan dus wel.
Suriname: niet voor iedereen leuk
Suriname heeft veel te bieden en vooral de ecotoerist komt aan z’n trekken. Maar Suriname is niet voor iedereen het ware vakantieparadijs. Vijf redenen om Suriname niet te bezoeken
1 Je wilt veel vakantie voor weinig
Toegegeven, eenmaal in Suriname vallen de prijzen mee. Eten en drinken kost een habbekrats en vooral het eten is geweldig en overdadig. Maar voor een beetje vakantie (bijvoorbeeld negen dagen inclusief een bezoek aan een creolendorp) ben je minimaal duizend euro kwijt. En je moet minimaal twee weken gaan. Een koopje is het dus niet.
2 Je hebt een gezin
Gezien de prijs kost een beetje vakantie met een modaal gezin (twee kinderen) zo tussen de zeven en achtduizend euro. Bovendien moet je je afvragen wat kinderen hier te zoeken hebben, tenzij ze erg avontuurlijk zijn aangelegd. Het gros van de toeristen is de halve eeuw gepasseerd, vaak ruimschoots.
3 Je hebt niets met de zon
De zon schijnt hier de hele dag ongenadig fel. Zonnebrandcrème factor 30 (minimaal) is wel een vereiste.
4 Je bent bang bent voor enge ziektes
Voordat je naar Suriname afreist moet je je laten inenten tegen hepatitis B en dtp. Het grootste deel van Suriname is malariavrij, check voor de zekerheid even in welke gebieden het risico het grootst is. Als je toch die angst houdt, is Marbella echt een betere keus.
5 Je wilt luieren aan het strand
Suriname ligt aan de Atlantische Oceaan, maar heeft vrijwel geen stranden. De enige stranden waar je je handdoek kunt uitvouwen zijn de stranden die in de rivier zijn aangelegd, zoals bij Overbridge river resort. Niet zo lang geleden ongerept oerwoud, maar nu een resort dat vanuit Paramaribo redelijk eenvoudig met de auto is te bereiken. Er staan een paar luxe hutten waarin je kunt overnachten.