Eind jaren negentig hadden Riny Langendoen (55) en zijn zakenpartner een groeiend bedrijf. Twee keer per jaar ontwierpen ze onder de merknaam Monkey een kinderkledinglijn en lieten die eerst in Nederland, later in Turkije en India fabriceren. Via circa honderd consulenten werd de kleding op een Tupperware partyachtige manier gesleten aan het publiek. De omzet van ruim een miljoen maakte het mogelijk om een duidelijk groeipad te volgen. Tot de Belastingdienst de boeken kwam controleren.
“We kregen in 2000 een standaardcontrole door de fiscus”, zegt Langendoen. “Niks bijzonders, zo doen ze er velen. Maar onze constructie met de omzetbelasting bleek niet te kloppen.” Jorino had omzetbelasting moeten betalen over de provisie aan de consulentes, maar dat was in de vier jaar van het bestaan niet gebeurd. De accountant van de ondernemers, WEA, had dit ook niet opgemerkt. Bij de start van het bedrijf, vier jaar eerder, had de Belastingdienst geen waarneming ter plaatse gedaan, iets dat ze regelmatig doet bij starters. Hier had de foute constructie naar boven kunnen komen. “Ik heb de accountant erop aan gesproken en ze hebben toegegeven dat ze fout zaten”, zegt Langendoen. “Zij moeten de boeken ook controleren, anders kunnen ze geen handtekening zetten.”
Intussen ligt de claim van de fiscus er wel. De belasting wil graag 230.000 gulden (ruim 104.000 euro) aan achterstallige omzetbelasting zien, een bedrag dat later wordt geschikt tot 55.000 euro. Ook volgt er geen boete. Een mooi gebaar, maar daarmee is Langendoen niet geholpen. WEA voelt zich later toch niet verantwoordelijk en de zaak wordt voortgezet in een bodemprocedure. Jorino gaat in die tijd wel verder, maar door het steeds groter wordende liquiditeitsprobleem komt het bedrijf in moeilijkheden.
“De prijzen moesten zo’n 7 procent omhoog, om de marges in stand te houden voor het nieuwe, juiste belastingmodel. Maar de prijzen voor dat seizoen waren al vastgesteld, dus dat betekende een verlies van zo’n 30.000 euro. Daarnaast zou het ook moeilijk voor de klanten te begrijpen zijn dat de prijzen tijdens de gulden/euro-wisseling ook de lopende artikelen met een zeven procent verhoogd zouden moeten worden”. Bovenop de aanslag van 55.000 euro bleek dat een zware klap. Langendoen kreeg problemen met de inkoop: handelspartners wilden ineens vooruitbetalingen hebben. “Het werd lastiger om aan spullen te komen”, vertelt hij. “De omzet ging ook daardoor omlaag. Bovendien moesten we soms razendsnel spullen laten invliegen en ook dat is weer veel duurder dan vervoer per boot.”
De vervolgschade loopt op en Langendoen wil schadevergoeding. Na jaren touwtrekken bij de rechter krijgt hij in 2005 gelijk: WEA is aansprakelijk voor de schade door de verkeerde aangiftes. Middels een gewonnen kort geding staat nu op de rekening van zijn advocaat 56.000 euro klaar, wat in een hoger beroep nu weer betwist wordt door het WEA. De accountant geeft toe dat er een beroepsfout is gemaakt bij de behandeling van de omzetbelasting. WEA is het niet eens met de hoogte van de vervolgschade. Verder wil WEA geen mededelingen doen.
De totale vervolgschade komt volgens Langendoen neer op 300.000 euro. “Maar om dat te bewijzen moet er een externe deskundige aan te pas komen. Die moet berekenen hoeveel de schade werkelijk bedraagt”, zegt Langendoen.
De adem van de ondernemer is zo goed als op. Helemaal omdat WEA de hele zaak heeft uitbesteed bij Nationale Nederlanden, de maatschappij waar de accountant haar aansprakelijkheidsverzekering heeft lopen. Nationale Nederlanden heeft diepe zakken en meer geduld dan Langendoen. “Het geld is nu echt op. Ik heb een krediet lopen bij de bank, maar ondanks eerdere toezeggingen en medewerking, willen ze nu de 56.000 euro hebben zodra het vrij komt. Ze schieten zichzelf in de voet, want in totaal krijgen ze nog 165.000 euro van me.”
Langendoen noemt zijn situatie nu uitzichtloos, omdat er geen geld is om verder te procederen. “Ik kan de fiscus niets anders bieden dan doorgaan met de bodemprocedure om alsnog het geld te krijgen. Mijn bedrijfsrechtsbijstandverzekering vergoedt de kosten van de rechtszaak, alleen de griffiekosten niet.” Langendoen schat dat hij 6.000 euro nodig heeft voor die griffiekosten en nog eens 4.000 om zijn huidige accountant te kunnen betalen, om de nodige cijfers op tafel te krijgen voor berekening van de uiteindelijke schade.
Tot nu toe hebben leveranciers en de bank nog geen faillissement aangevraagd, omdat ze hopen dat de rechter alsnog de schadepost zal toewijzen. “In Nederland wordt eerst de aansprakelijkheid aan de kaak gesteld, maar voor een schadevergoeding moet je weer een compleet nieuwe zaak beginnen”. Dat duurt lang, want ook hier moet weer een expert bijkomen om de schade vast te stellen. Ik kan nog maar één ding doen: afwachten wat de belastingdienst doet. Misschien krijg ik van hen de kans om geld te vinden en verder te procederen. Maar als ze faillissement aanvragen is het voorbij.” (RR)
Robert Kok CS, Accounting & Personal Finance:
Langendoen leert een dure, maar belangrijke les. Een ondernemer kan zich richting belastingdienst niet verschuilen achter de onkunde van zijn adviseur. Ga in zee met iemand die over voldoende kennis van zaken beschikt! Een ondernemer dient zich te beseffen dat een accountant goed is in het voeren van uw boekhouding, maar dat een belastingadviseur u beter van dienst kan zijn bij fiscale zaken. Ook is het belangrijk om afspraken die u met uw adviseur maakt zoveel mogelijk schriftelijk vast te leggen. Als uw adviseur stelt dat een bepaalde constructie mogelijk is, vraag hem dan om dat aan u te bevestigen. De kwaliteit van zijn dienstverlening is hiermee beter gewaarborgd. U krijgt achteraf ook geen discussie over wat precies is afgesproken. Soms is op voorhand niet zeker of de belastingdienst het standpunt van uw adviseur in een bepaalde kwestie volgt. U kunt dan vooraf goedkeuring aan de belastingdienst vragen. Helaas lenen niet alle situaties zich hiervoor, zeker niet als u haast heeft! Neemt u overigens een verdedigbaar standpunt in, dan blijft in het algemeen een boete achterwege. Check ook of wel sprake is van een nieuw feit. Het kan zijn dat uw zaak al eerder expliciet aan de orde is geweest – bijvoorbeeld in een briefwisseling. In het algemeen kan dan achteraf geen belasting worden nageheven.
Goedkeurende accountantsverklaring?
Pleit een goedgekeurde boekhouding de ondernemer vrij van verantwoordelijkheid? Dat ligt er maar aan.
– Een goedkeurende verklaring betekent niet dat er geen fraude is gepleegd. Om fraude te ontdekken is diepgaand onderzoek nodig. Bij fraude is immers sprake van misleiding die doelbewust ‘buiten de boeken’ wordt gehouden. De accountant baseert zijn oordeel op de door het bedrijf verstrekte gegevens.
– Een goedkeurende verklaring zegt niets over de financiële gezondheid van de organisatie. Een bedrijf dat financieel in de problemen zit, kan best een goedkeurende verklaring krijgen. Wanneer de jaarrekening de problemen van de onderneming adequaat weergeeft, is er geen enkele belemmering voor de accountant om de jaarrekening goed te keuren.
– De verklaring betekent niet dat de jaarrekening volstrekt foutloos is. Als de jaarrekening van een onderneming met een miljardenomzet een fout van 100.000 euro bevat, dan vormt dat geen belemmering. Maar als die fout optreedt bij een klein bedrijf, dan kan die belangrijke invloed hebben op de beslissingen van de ondernemer.
– De handtekening van de accountant betekent dat de goedgekeurde jaarrekening een getrouw beeld geeft van de financiële situatie van een onderneming. Goedkeuring betekent ook dat de onderneming zich houdt aan de wettelijke regels met betrekking tot de jaarverslaggeving, dat de jaarrekening nauwkeurig is onderzocht en dat de financiële informatie klopt.
Bron: Nivra