De buitenlandse investeringen van banken, verzekeraars en pensioenfondsen stegen in totaal met 4 procent, tot 1858 miljard euro. Daarbij vertaalde het wegebben van de eurocrisis zich vooral in grotere investeringen in nabijgelegen eurolanden als Duitsland, België en Frankrijk. Er vloeide daarnaast meer geld naar de perifere eurolanden, zoals Spanje, Portugal en Griekenland.
Door de politieke spanningen rond Rusland en Oekraïne besloten banken hun investeringen in die landen met in totaal 590 miljoen euro te verkleinen. De Verenigde Staten zijn met 318 miljard euro nog altijd de grootste ontvanger van buitenlandse investeringen uit de Nederlandse financiële sector, gevolgd door Duitsland en Frankrijk met respectievelijk 299 en 188 miljard euro.