’’Ben en Jerry’s is begonnen als een ijswinkel. Samen met Jerry Greenfield, die ik kende van de lagere school, startten we met 12.000 dollar, waarvan 4.000 geleend, in een verbouwd benzinestation in Burlington, Vermont. Het enige dat ik van ijs afwist was dat ik het lekker vond. Daarnaast had ik ooit eens een schriftelijke cursus IJsbereiden van 5 dollar gevolgd aan de Pennsylvania State University.
De eerste jaren was het gewoon overleven, net als bij alle ondernemers. Van maatschappelijk verantwoord ondernemen had nog nooit iemand gehoord. Toen we een beetje gingen groeien en steeds meer ijs verbruikten, besloten we om alleen met melk te werken van lokale boeren die geen groeihormonen gebruikten. Daarnaast hebben we altijd veel activiteiten georganiseerd, zoals een outdoor filmfestival, of gratis ijs op onze bedrijfsverjaardag, en wisten we ons te onderscheiden met gewaagde en exotische smaken. De combinatie van dit alles maakte Ben & Jerry’s uniek. We stonden bekend als hip, vernieuwend en sociaal voelend: joy for the belly and the sou’. Dat hadden we van tevoren niet bedacht, dat is gewoon zo ontstaan. Ik geloof heilig in het principe dat wat je geeft, krijg je terug. Als het maar oprecht is wat je doet.
Halverwege de jaren tachtig hebben we de Ben & Jerry’s Foundation opgericht. Elk jaar droegen we 7,5 procent van onze winst af. Dat geld werd besteed aan allerlei sociale projecten. Het gekke is dat juist bedrijven die zich maatschappelijk betrokken tonen vaak extra kritisch worden gevolgd. Als ik iemand ontsloeg, omdat hij of zij niet goed functioneerde, kreeg ik de halve wereld over mee heen. Zo van : zoiets doe je toch niet als sociaal bedrijf! Maar ik was op de eerste plaats gewoon zakenman, medewerkers die niet goed presteerden gingen er ook bij ons gewoon uit.
Nadat we Ben & Jerry’s in 2000 aan Unilever hadden verkocht (voor 326 miljoen dollar, redactie) is naar mijn gevoel de sociale boodschap een beetje verwaterd. Dat ging me behoorlijk aan het hart, ik ben om die reden ook uit de Raad van Commissarissen gestapt. Gelukkig is er dit jaar een nieuwe directeur aangetreden die weer terug lijkt te keren naar de sociale roots van het bedrijf. Een tijdje geleden werd de American Pie geïntroduceerd; een ijstaart waarop te zien is welk deel van het Amerikaanse overheidsbudget naar defensie gaat.
In 1999 heb ik de stichting TrueMajority opgericht. Dat is een burgerinitiatief, waarmee we via internet campagne voeren richting het Amerikaanse Congres. Ons hoofddoel is om een gedeelte van het Amerikaanse defensiebudget van 400 miljard dollar over te hevelen naar onderwijs en gezondheidszorg. Nu gaat er ieder jaar 30 miljard dollar naar het onderhoud van 10.000 atoombommen terwijl één op de zes Amerikaanse kinderen in armoede leeft. Dat is natuurlijk waanzin. Ik bedoel, hoeveel bommen heb je nodig?
Achteraf ben ik het meest trots op de introductie van een ijsje met de naam Peace Pops. Dat was in 1988, nog tijdens de Koude oorlog. Op de ijsverpakking vertelden we dat we 1 procent van het defensiebudget wilden gebruiken voor onderwijsprojecten op het gebied van vrede en wederzijds begrip. Ik claim geen direct verband, maar een jaar later viel de Berlijnse Muur en was de Koude oorlog voorbij, haha.’’
Ben Cohen is een drukbezet man. Bovendien is even heen en weer vliegen naar Amerika voor een gesprek van anderhalf uur slecht voor het milieu. Dus is dit interview tot stand gekomen via de Eyecatcher, een geavanceerde beeldtelefoon via internet. Met dank aan gasthoofdredacteur Eckart Wintzen.