Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Dure zorg roept klotevragen op

Nederland gaat ten onder aan gezondheid. Het is te duur en dat betekent de confrontatie met een paar pijnlijke klotevragen.

Moet het leven op rantsoen?

‘Als het maar gezond is’, zei ook ik in antwoord op de vraag of ik liever een jongetje of een meisje zou hebben. Logisch, gezondheid is het grootste goed dat we hebben. Maar gezondheid is ook een vrij prijzig bezit. 

Ik kreeg pijn in mijn buik toen ik de cijfers (hier voor overzichtelijke infographic) op me liet inwerken. In 2011 besteedden we 12 procent van het BBP – 90 miljard euro – aan de zorg. In 2000 was dat ruim de helft minder (46,9 miljard). Bij ongewijzigd beleid spenderen we over acht jaar 18 procent van het BBP hieraan. In 2040 geeft een modaal gezin bijna 40 procent van het inkomen uit aan zorg. 

Budgettaire vraatzucht

De zorgkosten stijgen sneller dan onze welvaart. En zolang het Baumol-effect – de lonen in de zorg stijgen mee met de lonen in de marktsector, maar de productiviteitsstijging is veel lager – een economische waarheid is, blijft gezondheid een steeds groter deel van de taart eisen. Geld dat niet gaat naar onderwijs, niet naar veiligheid, niet naar innovatie of naar welke andere nuttige besteding ook. Het is rot, maar de budgettaire vraatzucht verdwijnt niet door de salarissen van medisch specialisten te halveren, de huisartsen af te knijpen en onze woede te richten op graaiende bestuurders. Het vestigen van hoop op nieuwe technologie die gezondheid betaalbaar maakt is kansloos. Die nieuwe tech is medeverantwoordelijk voor de kostenstijging. 

En toch is dat wat we doen. We knijpen, schaven en hopen. We vinden dat individuele zorg een collectieve verantwoordelijkheid is. Terecht denk ik. Want nu al is er een sterk statistisch verband tussen opleiding, inkomen, levensverwachting en gezondheid. Maar dan moeten we ook het lef hebben om de vraag te stellen: wat mag gezondheid kosten? 

Pijnlijke klotevragen

En weer kreeg ik pijn in mijn buik. Want het zijn nare vragen die daaruit volgen. Hoeveel mag één zieke uit de algemene potten snoepen? Moet gezondheid op de bon? Wanneer is het leven te duur? Moet een dure zieke dan maar creperen? En als ik vind dat kosten een factor in de overweging moeten zijn – waar ik naar neig -, vind ik dat dan ook als het gaat om mijn vriendin, mijn ouders, of mijn kind? Kan ik dan accepteren dat de behandelend arts meldt dat een behandeling kan, maar economisch onverantwoord is? 

Het zijn pijnlijke klotenvragen. Maar ze niet stellen is op termijn nog veel pijnlijker. Nu hebben we nog een keuze over hoe we met het collectief opgebrachte geld willen omgaan. Als we deze vragen negeren, hebben we straks die keuze niet. Dan is het ieder voor zich. 

Vorige column: