In de VS is een militair tintje aan je cv niet ongebruikelijk, ook niet aan de top van het bedrijfsleven. Alex Gorsky, ceo van Johnson & Johnson, schopte het tot kapitein in een elite-eenheid van de infanterie en was jarenlang paraat in de VS, Europa en Panama. Viacom-oprichter Sumner Redstone onderschepte en ontcijferde Japanse berichten tijdens de Tweede Wereldoorlog. En tijdens de oorlog in Vietnam deed Frederick Smith twee tours of duty, wat hem een trosje medailles opleverde. Vandaag de dag is hij ceo van FedEx.
Heel wat Amerikaanse ceo’s zijn onder de wapenen geweest. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd zelfs 59 procent van de bedrijven uit de Standard & Poor’s 500 Index, de lijst met 500 grootste bedrijven in de VS, geleid door ceo’s met een militaire achtergrond. Onder hen was nog een reeks veteranen van de Tweede Wereldoorlog en de Koreaanse Oorlog. Naarmate zij met pensioen zijn gegaan, is het aantal ex-militairen in de top van het Amerikaanse bedrijfsleven gestaag gedaald.
Voorkeur voor militairen
Toch was hun aandeel in 2006 nog steeds aanzienlijk, met 8,4 procent. Er is namelijk een aanhoudende voorkeur bij bedrijven om zich te richten op voormalig militair personeel als nieuwe werknemers. Ze veronderstellen waarschijnlijk dat militairen minder geneigd zijn de regels te overtreden omdat het leger ze nu eenmaal bepaalde waarden heeft ingeprent, zoals loyaliteit, integriteit en gehoorzaamheid. Maar is dit wel zo?
Het zou kunnen dat ex-militairen gewoon beter zijn in het niet op heterdaad betrapt worden. Nieuw onderzoek van Georg Wernicke, verbonden aan business universiteit HEC Paris en Irmela Fritzi Koch-Bayram van de Universiteit van Mannheim werpt licht op die vraag. Om de impact te onderzoeken die een achtergrond in het leger heeft op de waarschijnlijkheid dat een ceo fraude pleegt, analyseerden de wetenschappers een bestand met fraudegevallen die beurstoezichthouder Securities and Exchange Commission had verzameld over bedrijven die in de Standard & Poor’s 1500-index zijn opgenomen en die betrekking had op de jaren 1992 tot 2011.
Laag frauderisico
Deze dataverzameling bevatte 103 gevallen van boekhoudfraude bij bedrijven. Die werden vergeleken met 103 bedrijven die in dezelfde sector actief waren en een vergelijkbare omvang hadden, maar waarbij in het betreffende jaar geen sprake was van fraude. Dat hielp de onderzoekers alternatieve verklaringen voor het verschil in vatbaarheid voor fraude uit te sluiten, zoals een verschil in bedrijfsgrootte of branche. Het onderzoek keek verder naar een aantal factoren. Denk aan de prestaties van de onderneming, de leeftijd van de ceo’s en de lengte van hun dienstverband, hun opleiding, de omvang van de raad van bestuur en de samenstelling daarvan, gelet op het aantal uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders.
59 procent van de ceo’s uit de S&P500 had in de jaren tachtig een militaire achtergrond. In 2006 was dit 8,4 procent
Van alle 206 onderzochte bedrijven hadden er 32, oftewel ruim 15,5 procent, een ceo die in het leger had gediend. De eerste bevindingen suggereren dat de kans dat zich een fraudegeval voordoet 63 procent lager was als het bedrijf wordt geleid door een ceo met een militaire achtergrond. Uit de onderzoeksgegevens blijkt dus duidelijk dat er een verband bestaat tussen een laag frauderisico en een verleden in het leger. Maar het is natuurlijk ook heel goed mogelijk dat militaire ceo’s bedrevener zijn om niet te worden gesnapt zodra ze met hun handen in de koektrommel zitten.
Lucky option grants
Om deze mogelijkheid uit te sluiten, hebben de onderzoekers een andere dataset bekeken met ceo’s van wie de cijfers te goed leken om waar te kunnen zijn. En dit keer niet als het om de financiële prestaties van het door hen geleide bedrijf ging, maar het betrof hun persoonlijke inkomsten. Het gaat namelijk om de ‘lucky option grants’ van 1.265 ceo’s bij bedrijven die tussen 1996 en 2005 in de Standard & Poor’s 1500-index waren opgenomen. Van die 1.265 ceo’s hadden er in totaal 213 (16,84 procent) in het leger gediend.
Deze publicatie verscheen eerder in MT Insights, met als thema ‘Het bedrijf waar iedereen wil werken’.
Zo’n ‘lucky grant’ betekent dat ten minste één van de vele momenten waarop een ceo opties kreeg toegekend, exact viel op de dag met de laagste aandelenkoers van de maand. Dat is natuurlijk boffen. Als een maand ongeveer 20 handelsdagen kent, zou de waarschijnlijkheid dat die optietoekenning samenvalt met de dag met de laagste aandelenkoers 5 procent moeten zijn.
Toeval?
De onderzoekers hebben echter vastgesteld dat de kans dat een bepaalde ceo in een bepaald jaar een gelukkig getimede optiebonus kreeg, in feite 10 procent was. Dat is het dubbele van wat het op basis van toeval had moeten zijn. Het is dus waarschijnlijk dat ongeveer de helft van de toekenningen in de dataset met terugwerkende kracht zijn gedaan. De datum waarop de opties aan een ceo werden toegekend, is dus achteraf veranderd in de dag met de laagste koers van de maand.
Hoe zat het met de verhouding waarin de veteranen-ceo’s meedeelden in deze bonusregen? De onderzoekers stelden vast dat als een ceo in het leger had gediend, de kans op een perfect getimede optietoekenning 7,1 procent was in plaats van 9,9 procent bij de andere toplieden. Dat suggereert dat die ceo’s minder geneigd waren om fraude te plegen, zelfs als er geen groot risico bestond om gepakt te worden. Overigens is de maas in de wet die ceo’s in staat stelde om te profiteren van het achteraf dateren van hun aandelenopties inmiddels gedicht.
Fiscaal conservatiever
Opmerkelijk is dat HEC Paris en de Universiteit van Mannhein niet de enige plekken zijn waar geleerden druk zijn met het bestuderen van ex-militaire ceo’s. En de bevindingen elders sloten mooi aan op hun fraudeonderzoek. Onderzoekers van de Universiteit van Boston hebben eerder al eens vastgesteld dat militaire ceo’s fiscaal conservatiever zijn, terwijl uit een onderzoek van onder meer de Universiteit van Texas kwam dat militaire ceo’s minder doortastend zijn in hun belastingontwijking.
Als je die onderzoeken samen bekijkt, suggereren ze twee mogelijke verklaringen voor het verband tussen het militaire verleden van de ceo en goed bedrijfsgedrag. De ene is dat een bepaald soort mensen zich aanmeldt voor het leger en dat deze mensen zich eerder aan regels en voorschriften houden. Een andere is dat het leger goed gedrag aanleert aan de mensen die er een deel van hun carrière bij hebben gediend.
Dienstplicht
Omdat de onderzoekers die eerste mogelijkheid wilden uitsluiten – militairen zijn nu eenmaal een bepaald slag rechtlijnige mensen – betrokken ze bij hun werk ook het verschil in kans die mensen van verschillende geboortejaren hadden om voor militaire dienst te worden opgeroepen. Per geboortecohort verschilde dit in de VS nogal. Zeker in tijden van oorlog – zoals de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Korea – was er een flink gestegen vraag naar rekruten en werden veel meer mannen daadwerkelijk onder de wapenen geroepen. Zo was 50 tot 65 procent van de mannen die tussen 1931 en 1936 geboren zijn, waarschijnlijk actief in de Koreaanse oorlog. Dat percentage is aanzienlijk lager voor mannen die net voor of net na deze periode zijn geboren.
Het valt niet te verwachten dat het geboortejaar op zich frauduleus gedrag zal beïnvloeden. Vandaar dat de geboortecohorten goed bruikbaar bleken om te testen of actieve dienstplicht in het leger tot minder fraude leidde. En dat was exact wat het onderzoek uitwees.
Militaire waarden
Dit betekent natuurlijk niet dat mensen die zich in de VS vrijwillig melden voor het leger in geen enkel opzicht verschillen van hun collega’s die dat niet doen. Het lijkt eerder waarschijnlijk dat een combinatie van beide factoren verantwoordelijk is voor het algemene effect: het feit dat ex-militaire ceos minder vaak betrokken zijn bij gevallen van bedrijfsfraude. De onderzoekers durven in elk geval te stellen dat een deel van het effect voortkomt uit het bijbrengen van bepaalde waarden in het personeel door de militaire organisatie.
Wat heeft de praktijk aan deze constatering? Het onderstreept dat persoonlijke eigenschappen van belang zijn als het gaat om de waarschijnlijkheid dat een ceo fraude pleegt. Aandeelhouders, leden van de raad van bestuur en andere stakeholders zouden bij de benoeming van mensen op leidinggevende functies wat dat betreft dus rekening kunnen houden met kenmerken zoals militaire ervaring uit het verleden. Kenmerken die een aanwijzing vormen dat topmensen meer geneigd zijn zich te houden aan regels en waarden, en deze ook meenemen in hun besluitvorming. Maar, zo zeggen de onderzoekers, een vervanger voor de noodzakelijke corporate governance is dit natuurlijk niet.
Dit artikel is gebaseerd op een interview met Georg Wernecke en het artikel Drilled to obey? Ex-military CEOs and financial misconduct, verschenen in Strategic Management Journal.