Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Vier scenario’s voor een post-corona Nederland

De coronapandemie heeft enorme economische en maatschappelijke gevolgen. In het rapport Ondernemen is vooruitzien verkent ABN Amro de toekomst van een Nederland na corona vanuit verschillende perspectieven.

Wat als…? In zijn rapport Ondernemen is vooruitzien verkent ABN Amro de toekomst van een post-corona Nederland. De scenario’s uit het rapport zijn gebaseerd op een uitvergroting van de maatschappelijke trends die door de virusuitbraak ontstaan of erdoor worden versterkt. Deze trends kunnen de wereld van morgen ingrijpend veranderen, maar tegelijkertijd is het zeer onzeker welke trend de overhand krijgt of op langere termijn behouden blijft, aldus de bankorganisatie. Om de gevolgen van die trends inzichtelijk te maken zijn heeft het bedrijf in deze scenarioanalyse de ontwikkelingen uitvergroot. Vier scenrio’s voor een Nederland na corona:

Scenario 1: Vrijheid voor de sterken

Nationale economie: Dit is een economie met vrije markten, lage toetredingsdrempels, veel innovatie en hoge productiviteit. Een economie waarin materiële welvaart sterk kan groeien. Een groot gedeelte van die welvaart slaat echter neer als winst bij bedrijven en aandeelhouders en niet in de vorm van lonen. De ongelijkheid neemt toe: rijken worden rijker, de middenklasse stagneert, er zijn steeds meer armen. Omdat door lage belastingen arbeid minder kost, is er meer ruimte voor laagbetaalde arbeid en daarmee een toename van de werkgelegenheid.

Consumenten: Consumenten zijn gericht op prijs en kwaliteit. Consumenten delen met producenten de opvatting dat duurzaamheid geen prioriteit heeft. Profijt op korte termijn is leidend. Groene innovaties breken alleen door als ze een onmiddellijk en duidelijk kostenvoordeel hebben. Consumenten delen gegevens alleen als daar een direct eigenbelang mee gediend is. Voor een indirecter, abstracter gemeenschappelijk belang zoals het bestrijden van een infectieziekte zijn consumenten niet direct bereid hun privacy op te geven.

Bedrijfsleven: Bedrijven concentreren zich met name op de korte termijn. Aandeelhouderswaarde gaat boven het belang van andere belanghebbenden factoren en partijen zoals milieu, consumenten, maatschappij en werknemers. Bedrijven richten zich op efficiëntie, lage kosten, hebben lage voorraden en lage (kapitaal)buffers en leveren ‘just in time’. Ondernemers hebben minder aandacht voor stabiliteit en risico’s op de lange termijn, voor andere belanghebbenden en voor onbedoelde bijeffecten. Duurzame innovaties vinden alleen ingang als ze een onmiddellijk voordeel bieden. Risico’s worden afgedekt met verzekeringen.

Omdat eigenbelang prevaleert en samenwerking als een zakelijke transactie wordt gezien, is de kans op consensus kleiner en ontstaan makkelijker juridische conflicten. Verdienmodellen op basis van data worden geoptimaliseerd. De overheid grijpt op veel terreinen niet of nauwelijks in. Door de verminderde nadruk op regulering proberen grote bedrijven met markmacht hun positie te consolideren, maar vanwege de innovatieve dynamiek in de economie en lage toetredingsdrempels worden ze wel continu gedwongen om te innoveren.

Overheid: De bevolking kiest voor een kleine overheid. Collectieve systemen worden afgebroken, lage belastingen en lage collectieve uitgaven zijn het doel. Gezondheid, onderwijs en inkomenszekerheid zijn individuele keuzes, geen collectieve vormen van zekerheid. Er is een grote verzekeringsmarkt voor het afdekken van risico’s op vele gebieden, want de overheid heeft niet de middelen noch de wens en het mandaat om risico’s op te vangen. De overheid bezuinigt niet alleen sterk op sociale zekerheden, ook overheidsuitgaven aan bijvoorbeeld onderzoek, cultuur en media worden teruggeschroefd.

Maatschappelijke problemen worden in principe niet via systeemverandering opgelost.

De publieke omroep verdwijnt, alle mediakanalen zijn commercieel. Instituten en regels dienen vooral efficiëntie en het economisch verkeer. Subsidies of CO2-beprijzing om energie- en klimaatdoelen te halen bestaan niet. En voor zover klimaat en milieu al belangrijk gevonden worden, geldt dat slechts voor individuen die hier via hun consumptiekeuzes richting aan willen geven. Maatschappelijke problemen worden in principe niet via systeemverandering opgelost.

Internationaal: De mondiale economie kenmerkt zich door lange productieketens, veel handel wereldwijd en ruime beschikbaarheid en keuze van producten. Binnen de Europese Unie (EU) bestaat weinig solidariteit. In recessies wordt dat voelbaar, want dan zijn afzetmarkten binnen de EU minder stabiel. Ook gezamenlijk beleid komt tot stilstand of wordt deels teruggedraaid als het geen onmiddellijk nationaal voordeel heeft. Internationale afspraken komen alleen van de grond als deze onmiddellijke en duidelijke voordelen bieden. De grenzen gaan wijd open voor kapitaal en arbeidsmigranten. Er is weinig tolerantie voor vluchtelingen. Integratie is een verantwoordelijkheid van de immigrant, niet van de ontvangende bevolking.

Scenario 2: Open hightech-gemeenschap

Nationale economie: Het betreft hier een mondiale en open economie. Een sociale markteconomie, waar innovatie en ondernemerschap alle ruimte krijgen. De economie groeit en die groei wordt deels gebruikt om de welvaart te delen en gemeenschappelijke voorzieningen in stand te houden. De welvaart is relatief gelijkmatig verdeeld, waardoor de middenklasse betrekkelijk groot is, wat gunstig is voor de totale consumptieve bestedingen.

Consumenten: De consument die het zich kan veroorloven koopt bewust en heeft de voorkeur voor lokale, regionale en duurzame producten, heeft oog voor sociale omstandigheden in lagelonenlanden en is bereid daarvoor een hogere prijs te betalen. Duurzame producten zijn vanwege de prijs niet voor iedereen bereikbaar, zodat er ook een markt blijft voor goedkope producten uit lagelonenlanden. Producenten en investeerders handelen in lijn met het bewuste en op duurzaamheid gerichte koopgedrag van consumenten. Privacy is belangrijk voor de consument, maar diezelfde consument accepteert bijvoorbeeld tracking-technologie als dit gebaseerd is op decentrale en open source-technologie. Blockchaintoepassingen zijn populair. Data kunnen met toestemming van de consument gebruikt worden ten behoeve van ketentransparantie en veiligheid.

Bedrijfsleven: Voor nieuwe en innovatieve bedrijven zijn er kansen te over. Bedrijven en investeerders concentreren zich in hoge mate op de lange termijn en nemen ketenverantwoordelijkheid omdat de klant dit wil en omdat de crisis ze wakker heeft geschud. Er is meer aandacht voor risicospreiding en hogere (kapitaal)buffers. Duurzame bedrijven zijn winstgevend en kunnen blijvend investeren. De grotere voorkeur van consumenten voor regionale en duurzame producten leidt tot kortere productieketens.

De grotere voorkeur van consumenten voor regionale en duurzame producten leidt tot kortere productieketens.

Overheid: De maatschappij kiest democratisch voor collectieve voorzieningen op het gebied van gezondheid, onderwijs en inkomenszekerheid. Dit doet men vanwege de grotere behoefte aan solidariteit en in het verlengde daarvan een hoge, gespreide welvaart. Terwijl het bedrijfsleven door het nemen van eigen verantwoordelijkheid weet te voorkomen dat de overheid optreedt op het gebied van klimaat, verschuift de overheid haar aandacht en uitgaven richting sociale doelen. Dat komt neer op grotere overheidsuitgaven via hogere belastingen, een sterk progressief belastingsysteem en niet langer met andere landen willen concurreren op de vennootschapsbelasting. De vrije markt veroorzaakt ongelijkheid, maar dat wordt beperkt door belastingen, goede toegang tot onderwijs en sociale zekerheid.

Internationaal: Mondiale thema’s en internationale handel worden gecoördineerd in multilaterale instituties. Vanwege de grote hang naar solidariteit is er veel bereidheid om tot consensus te komen, ook wat betreft klimaatdoelen. De grenzen zijn open voor zowel mensen als kapitaal. Door arbeidskrachten aan te trekken wordt het effect van vergrijzing gedempt. Vluchtelingen zijn niet alleen welkom, ook wordt in hen geïnvesteerd om ze een bijdrage te laten leveren aan economie en maatschappij.

Scenario 3: De eigen staat

Nationale economie: Markten worden meer gereguleerd, er wordt ingezet op bescherming van het bedrijfsleven en nationale kampioenen, maar innovatie neemt af omdat gevestigde bedrijven meer investeren in belangenbehartiging. Hierdoor vervaagt de grens tussen lobby en corruptie. Winst- en vennootschapsbelasting dalen om zo het vestigingsklimaat en de internationale concurrentiepositie te verbeteren. Ongelijkheid wordt niet gecorrigeerd via de belastingen en neemt verder toe doordat sociale zekerheid afbrokkelt. Sociale klassen zijn terug van weggeweest: verrijking door de elite, de financiële positie van de midden-klasse stagneert en de groter wordende lagere inkomensgroepen profiteren soms op korte termijn van populistisch beleid.

Consumenten: Consumenten richten zich op prijs en kwaliteit. Net als voor producenten en de staat heeft ook voor consumenten duurzaamheid geen prioriteit. De korte termijn en het directe eigenbelang zijn leidend. De meerprijs voor duurzaamheid kan meestal ook niet worden betaald door consumenten. Consumenten geven privacy alleen op uit eigenbelang op de korte termijn, niet voor het gemeenschappelijk belang. Er is een argwanende houding ten opzichte van technologie uit angst voor de overheid die zich toegang kan verschaffen tot gebruikersdata.

Bedrijfsleven: Bedrijven richten zich meer op de korte termijn en behoud van de gevestigde positie. Een duurzame koers kan het bedrijf schaden. Het gaat ondernemers om efficiëntie, lage kosten en exploitatie op basis van lage voor-raden en (kapitaal)buffers en just in time-levering. Er is minder aandacht voor stabiliteit en risico’s op lange termijn, andere belanghebbenden en onbedoelde bijeffecten. Risico’s worden afgedekt met verzekeringen of bescherming door de overheid. De overheid verstrekt exportkredieten om de concurrentiepositie van bedrijven te versterken.

Overheid: Gezondheidszorg, onderwijs en pensioenen zijn publieke diensten, maar het mag niet teveel kosten. Dus kunnen burgers daar minder op rekenen. De kwaliteit van publieke diensten gaat omlaag, mede omdat de burger niet bereid is voldoende belasting te betalen. De beschikbare middelen staan vooral ten dienste van economische groei en veiligheid. De overheid kan vanuit het oogpunt van veiligheid gegevens van burgers en bedrijven vorderen, wat hen argwanend maakt. De overheid krijgt daardoor een meer repressief karakter, waarbij door de politieke elite de macht wordt geconsolideerd in plaats van consensus te zoeken. De rol van de overheid in samenleving groeit, maar dit staat met name in het teken van discipline, toezicht en strenge handhaving. Dit komt doordat burgers zich richten op eigenbelang en hun medeburgers snel als tegenstander of risico zien, waardoor er minder kans is op consensus. Publieke omroepen worden de spreekbuis van de overheid.

Globalisering neemt af door toenemend protectionisme, waardoor handel meer regionaal is, productie- ketens minder efficiënt zijn en de economische groei lager ligt.

Internationaal: Globalisering neemt af door toenemend protectionisme, waardoor handel meer regionaal is, productie- ketens minder efficiënt zijn en de economische groei lager ligt. Concurrentie vindt plaats tussen staten en regio’s. De bescherming van essentiële sectoren, grondstoffen en nationale kampioenen is relatief groot. Bij internationale instituten en regelgeving geldt het recht van de sterkste. Multilaterale samenwerking staat onder druk, wat toch geregeld moet worden gaat via bilaterale afspraken.

De nadruk op eigenbelang is geen goede voedingsbodem voor het bereiken van consensus en akkoorden. Toenemend populisme en nationalisme zet het functioneren van de EU onder druk, waar-door verschillen tussen lidstaten groter worden en afzetmarkten verarmen. De grenzen zijn gesloten voor zowel mensen als kapitaal. Er wordt een restrictief migratiebeleid gevoerd, zowel ten aanzien van arbeidsmigranten of vluchtelingen, waardoor de bevolkingsgroei afneemt.

Scenario 4: De beschermende staat

Nationale economie: Markten waarbij nationale en EU-belangen spelen, zijn gereguleerd en de marktwerking van publieke diensten is teruggedraaid. Ongelijkheid wordt beperkt door een progressief belastingstelsel, goede sociale voorzieningen, hoge overheidsuitgaven aan onderwijs, investeringen in gezondheidszorg en (om)scholingsprogramma’s voor werknemers. Omdat brede lagen van de bevolking profiteren van deze inrichting van de economie, is er weinig sociale onrust en zijn economie en maatschappij stabiel op de lange termijn.

Consumenten: De consument is, net als producent en overheid, gericht op duurzaamheid, stabiliteit en veiligheid en wordt hierin via belastingprikkels en subsidies sterk door de overheid gestuurd. De consument koopt bewust en heeft een voorkeur voor lokale, regionale en duurzame producten, heeft oog voor sociale omstandigheden in lagelonenlanden en is door welvaartsdeling in staat om daarvoor een hogere prijs te betalen. Consumenten vertrouwen de staat hun persoonlijke gegevens toe.

Bedrijfsleven: Bedrijven en investeerders richten zich op de lange termijn en nemen ketenverantwoordelijkheid, mede omdat de overheid hier sterk op stuurt met belastingprikkels en subsidies. Er is meer aandacht voor risicospreiding en voor hogere (kapitaal)buffers. Dit alles wordt tevens afgedwongen door regulering. Innovatie staat niet ten dienste van winstgevendheid, maar van het algemeen belang. Er zijn minder nieuwe innovatieve bedrijven, grote gevestigde namen domineren. Dit laatste wordt mede gestimuleerd door- dat de overheid met subsidies vooral inzet op de ontwikkeling van bewezen technologieën bij gevestigde bedrijven.

Innovatie staat niet ten dienste van winstgevendheid, maar van het algemeen belang.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Overheid: De overheid nationaliseert, investeert en reguleert cruciale sectoren uit oogpunt van stabiliteit en het in stand houden van een hoog voorzieningenniveau, al gebeurt dat wel in afstemming met de EU. Producenten en consumenten zien de rol van de overheid als onmisbaar. De grote overheid en de bijbehorende overheidsuitgaven worden gefinancierd via hogere inkomsten- en winstbelasting en een sterk progressief belastingsysteem. Instituten en regels zijn op elk vlak bepalend. Duurzaamheid is belangrijk en wordt afgedwongen door de overheid: niet-duurzame geïmporteerde producten van buiten de EU worden geweerd, fossiele brandstoffen worden uitgefaseerd. De overheid stuurt op gezondheid, onder meer via een vet-taks en hoge accijnzen op tabak en alcohol. Gebruik van data door de overheid en bedrijfsleven is sterk gereguleerd en moet langetermijndoelen ondersteunen.

Internationaal: Het betreft hier in beginsel een mondiale economie: handel en uitwisseling worden niet als iets verkeerds gezien. Vervuiling of scheve bezitsverhoudingen echter wel. Dus wordt de handel, door staatsinterventie in de economie en op duurzaamheid gerichte consumenten- voorkeuren, toch meer regionaal. De rol en macht van de EU groeit, ter bescherming van de eigen economie en als hoeder van de lange termijn. De EU investeert in groene infrastructuur, zoals een netwerk van snelle internationale treinen. De uitgaven aan ontwikkelingshulp en internationale instellingen groeien. De grenzen zijn open voor mensen, maar niet voor kapitaal. Arbeidsmigranten en vluchtelingen zijn welkom en in hen wordt geïnvesteerd. Voor multinationals is het echter relatief moeilijk om internationaal te investeren of om belastingroutes op te zetten.