Veel carrièremakers kiezen er bewust voor om voor de overheid te werken. Het is een roeping. Anderen vluchten juist weg voor de bureaucratie. Twee overstappers over werken bij de overheid en in het bedrijfsleven.
Klaas Pel (35)
was > luchtvaartconsultant Ecorys/NEI
is > projectleider ministerie Verkeer en Waterstaat
De overheid heeft mij altijd getrokken. Daarom heb ik in 2001 de overstap vanuit bedrijfsleven gemaakt. Het publieke belang spreekt me aan. Ik was luchtvaartconsultant bij Ecorys/NEI. Daar had ik alle vrijheid zolang er omzet werd gemaakt. Toch had ik het gevoel dat ik als adviseur aan de zijlijn stond. Bovendien is consultancy is een vaardigheid die je kunt leren, het wordt snel routine. Ik wilde op de plek zijn waar het gebéurde, daarom heb ik gekozen voor een overheidsomgeving. Bij Verkeer en Waterstaat krijg ik informatie uit eerste hand. Ik zit midden in het proces en kan invloed uitoefenen. Het klinkt cliché, maar als je wilt bijdragen aan de samenleving zit je bij de overheid beter dan in de consultancy. “Het grote verschil in management tussen overheid en bedrijfsleven is de korte- versus langetermijnfocus. In het bedrijfsleven is omzet het belangrijkst, en dat is logisch: je moet jezelf bedruipen. De overheid heeft de plicht maar ook de tijd om na te denken over strategie. “Binnen mijn vakgebied ontwikkelen we een langetermijnbeleid voor de luchtvaart. Wat is de rol van de luchtvaart over twintig jaar? En belangrijk: hoe houden we het evenwicht tussen economie en milieu? “Ik denk dat het goed is als meer overheidsmanagers ervaring opdoen in het bedrijfsleven. Die ervaring wordt ook gewaardeerd door de overheid. Ik probeer zelf de dingen die ik geleerd heb in het bedrijfsleven te implementeren. Dat doe ik bijvoorbeeld door projectmatig te werken. Waar het gaat om leidinggeven, wil ik coachen en niet sturen. Want het antwoord en de oplossing ligt bij de medewerkers zelf. Die aanpak is niet alledaags binnen de overheid, waar veel meer sturend leiding wordt gegeven.“De cultuur binnen de overheid is minder competitief en minder streberig, dat is prettig. Tegelijkertijd is dat ook een zwakte: ik vind de overheid vaak te volgzaam. In het bedrijfsleven zit veel meer initiatief. Het mag hier af en toe best wat feller en harder.”
Jeroen van Loon (41)
was > personeelsmanagementadviseur ministerie van Financiën
is > directeur/partner Boer & Croon Young Executives
Het ministerie van Financiën, waar ik vier jaar gewerkt heb, is een kernministerie waar zeer hoogopgeleide professionele mensen werken. Dat maakte het voor mij een aantrekkelijke werkgever. Toch wist ik dat ik niet tot in lengte van dagen bij de overheid zou blijven. De overstap naar het bedrijfsleven was dan ook een bewuste keuze. Ik voel me er beter thuis. Dat komt door een veelheid aan factoren. Ik heb ervaren dat mensen in het bedrijfsleven opener zijn. Wij zeggen elkaar hier eerder wat wel en wat niet goed gaat. Binnen de overheid wordt die confrontatie minder gezocht.
“Op het ministerie van Financiën wordt buitengewoon secuur gewerkt. Dat moet ook wel want daar worden bijvoorbeeld belastingwetten gemaakt voor de BV Nederland. Maar door die secuurheid ontstaat ook een sfeer van voorzichtigheid waardoor men van nature weinig ruimte neemt om zelf beslissingen te nemen. En het zorgt ervoor dat er heel procedureel gewerkt wordt. Het bedrijfsleven is in het algemeen resultaatgerichter. Dat ligt mij beter. “Ik zou niet meer terug willen naar een overheidsfunctie omdat ik het snel benauwd krijg van procedures en structuur. Maar door mijn ervaring binnen de overheid heb ik wel geleerd zorgvuldig te werken, goed over de onderbouwing na te denken en ik heb daar goed leren schrijven.”
“Alle vooroordelen die er over de overheid leven, zijn waar. Net zo goed als alle vooroordelen over het bedrijfsleven waar zijn. Ze zijn echter niet altijd waar. Zo vind je net zo goed in het bedrijfsleven mensen met een negen-tot-vijfmentaliteit en bij de overheid ondernemende professionals die ambitieus zijn en resultaatgericht werken. Bij het ministerie van Financiën zorgen ze er bijvoorbeeld maar mooi voor dat de minister ook ’s nachts om één uur een adequaat antwoord in de Tweede Kamer kan geven.”