Hoewel kabinet en oppositiepartijen in het recente begrotingsakkoord Defensie ontzien wat betreft eerder geplande bezuinigingen, is er allerminst reden tot feest bij de Nederlandse krijgsmacht. De afgelopen jaren zag Defensie al 14.000 functies verdwijnen. ‘De krijgsmacht zal er niet aanzienlijk door verbeteren, de sloop wordt minder groot’, illustreerde voorzitter Jan Kleian van de bond van Defensiepersoneel ACOM de huidige situatie.
Agressor
Als je nuance even buiten beschouwing laat, kun je je afvragen waarom Nederland een ruim opgezette krijgsmacht nodig heeft. Het is namelijk zeer onwaarschijnlijk dat wij in de toekomst direct aangevallen worden door een agressor. De relatie met de Russen mag dan even gespannen lijken, een oorlog ligt niet bepaald direct voor de hand. Waarom dan nog zoveel geld uitgeven aan een eigen krijgsmacht?
Voorop lopen
Aan de andere kant van dit spectrum staat de opvatting dat je juist miljarden in Defensie moet pompen, zoals ook de Amerikanen en Israëliërs doen. Niet eens zozeer om de rest van de wereld je militaire wil op te kunnen leggen, maar juist om voorop te lopen op technologisch gebied. Het is evident dat Silicon Valley nooit zo groot was geworden zonder de noodzaak van de Amerikaanse defensie om te innoveren op technologisch gebied. Het internet is immers in de jaren 60 ontstaan in het Amerikaanse leger. Hetzelfde geldt voor zaken als de USB-stick en firewalls, die uit de koker van het Israëlische leger komen. Om nog wat specifieker te zijn: uit de koker van Unit 8200, een equivalent van de Amerikaanse NSA.
Voorbeelden te over
Uit onderzoek van de Israëlische krant Haaretz blijkt dat 36 procent van de high-tech entrepreneurs in het land afkomstig is uit Unit 8200 of een andere legerdivisie. Voorbeelden van dit soort succesverhalen zijn er te over: Comverse, Nice, Check Point, Stylit, Waze, JoyTunes, Veribo, ICQ en Answers zijn allemaal ontsproten uit de geest van mensen die eerst bij de Israëlische krijgsmacht in dienst waren.
Stelling
Het was voor ons reden genoeg om de volgende stelling te poneren:
‘Door te bezuinigen op Defensie, zal Nederland nooit een rol van betekenis spelen op het gebied van hightech.’
Deze stelling legden we voor aan voormalig fractievoorzitter en defensiewoordvoerder van de LPF Mat Herben, hoogleraar Informatica Chris Verhoef en Sander van de Berg, die drie jaar werkte op de afdeling Ontwikkeling en Innovatie bij CAMS Force Vision in Den Helder.
Mat Herben: ‘Defensie is moeder van kenniseconomie’
Het is geen geheim dat Mat Herben faliekant tegen bezuinigingen op Defensie is. Hij maakt zich ook al jaren sterk voor de komst van de JSF en onderschrijft onomwonden onze stelling. ‘Defensie is de moeder van de kenniseconomie, met uitvindingen als het internet, de magnetron, de balpen, bloedtransfusie, gps, het conservenblik, kunststoffen, gasturbines, etc. Bovendien zijn militaire en civiele toepassingen in de wereld van ict en lucht- en scheepvaart niet te scheiden. Met andere woorden: zonder militaire opdrachten verdwijnt Fokker uit Nederland, Thales idem dito, en krijgen wereldleiders als Imtech en Damen Shipyards het heel zwaar, ook al is slechts 25 procent van hun omzet militair.’
Herben haalt als voorbeeld onze expertise omtrent turbines aan. ‘In ons land vinden 8.000 mensen hoogwaardig werk in de bouw van gasturbines. Terwijl we in de jaren 80 geen turbine-industrie meer hadden. Deze nieuwe bedrijfstak is ontstaan door investeringen in de productie van de F-16. Waarom zijn Zweden, Finland en Zwitserland beroemd om hun technische producten? Omdat zij in de Koude Oorlog neutraal waren en zelf hun wapensystemen moesten fabriceren. Het is mijns inziens niet toevallig dat een klein land als Finland wereldleider werd op het gebied van mobiele communicatie.’
Chris Verhoef: ‘Waarom chips ontwikkelen, als Intel dat al heeft gedaan?’
Chris Verhoef, hoogleraar Informatica aan de VU in Amsterdam, was tevens jarenlang verbonden aan het Software Engineering Institute (SEI, foto onder), het onderzoeks- en adviesbureau van de Amerikaanse Defensie, waar jaarlijks 300 miljoen dollar wordt ingepompt. Juist door zijn ervaring met de Amerikaanse situatie onderschrijft hij de stelling niet. ‘In Amerika werkt Defensie volgens het zogeheten Commercial Off-the-shelf-principe, ook wel COTS genaamd. Dit betekent dat ze innovaties op het gebied van technologie zoveel mogelijk uit de markt halen, om niet het wiel opnieuw (en slechter) uit te vinden. Want waarom zou je chips ontwikkelen, als Intel dat al heeft gedaan?’
Het COTS-principe is een stijlbreuk met de jaren 60 en 70, toen de ene na de andere technologische vondst werd gedaan in het Amerikaanse leger, het internet als meest exemplarisch. ‘Maar hetzelfde geldt voor Cobol, een programmeertaal ontworpen in het Amerikaanse leger en tegenwoordig voornamelijk gebruikt door de zakelijke wereld. Dat is het innoverend vermogen van Defensie, met name decennia terug. De innovaties die tegenwoordig worden gedaan zijn onder andere integratie van bestaande technologieën, daar worden vervolgens eigen toevoegingen aan gedaan. Wat ook gebeurt is dat Defensie gewoon aan de markt vraagt om iets te ontwikkelen.’
Dat Israël voorop loopt met hightech innovaties is makkelijk te verklaren, volgens Verhoef. ‘Daar heerst constante dreiging van oorlog en aanslagen. Aangezien technologie om aanslagen te voorkomen niet in de civiele markt aanwezig is, word je als Defensie gedwongen daar iets op te verzinnen. Bovendien is het daar een constante strijd om een economie van de grond te krijgen. Zij kunnen niet, zoals wij met de Duitsers, handel drijven in de regio. Dat tekent de harde noodzaak tot innovatie.’
Als het aan Verhoef ligt, begint de Nederlandse Defensie niet meer aan fundamentele innovaties. ‘Dit soort first mover advantages zijn niet meer nodig. Beter kies je voor een strategie van het second mover advantage, dat je elementen en innovaties uit de markt gebruikt en vervolgens naar eigen smaak en gebruik ombouwt.’
Sander van den Berg: ‘Bezuinigen ten koste van kwaliteit’
Sander van den Berg werkte in totaal vijf jaar voor Defensie. Na zijn studie aan de TU Eindhoven ging hij als softwareontwikkelaar aan de slag bij CAMS Force Vision in Den Helder, waar zwaar beveiligde defensiesoftware en maritieme wapensystemen worden ontwikkeld. Hij is het gedeeltelijk eens met de stelling, in die zin dat verder bezuinigen op Defensie ten koste gaat van de kwaliteit van de werkzaamheden. ‘Wij werkten aan de nieuwe generatie schepen en bij de ontwikkeling daarvan werden we steeds meer beperkt. Waar je voorheen bij wijze van spreken een schip met vier services kon uitrusten, waren dat op een gegeven moment nog maar twee.’
Toch ziet Van den Berg, die inmiddels werkt bij Marktplaats, niet in hoe meer geld voor Defensie uiteindelijk, zoals in Israël, hoogwaardige hightech spinoffs moet opleveren in Nederland. ‘Ik durf wel te zeggen dat bij Defensie geen cultuur van innovatie heerst, op het gebied van software althans. Bij een innovatiedrang hoort een contante beweging naar voren en die was bij CAMS Force Vision in elk geval niet aanwezig.’
Ook in Den Helder maakte men meer en meer gebruik van het COTS-principe. ‘Er werden steeds meer kant en klare oplossingen gekocht’, zegt Van den Berg. ‘Dat is niet zozeer een kwestie van innovatie, maar van efficiëntie. Voor een schip heb je bijvoorbeeld een radar en een sensor nodig. Thales biedt vervolgens een twee-in-één-pakket aan, met één stekker. Nu kun je zoiets zelf ontwikkelen, wat veel tijd en geld kost en dan doet die ene stekker 100 procent wat je wilt, maar die van Thales doet dat al voor 80 procent. Dan is het efficiënter om de kant-en-klare oplossing aan te schaffen en die laatste 20 procent zelf toe te voegen.’
Van den Berg betwijfelt of hijzelf vanuit zijn expertise bij de Marine ooit een succesvolle spinoff zal ontwikkelen. ‘Bij Force Vision hebben we een taal ontwikkeld, die heel moeilijk te lezen is, maar die wel interessant zou kunnen zijn voor de civiele markt. Dan kom je echter in zo’n niche terecht dat het maar de vraag is of je er geld mee kunt verdienen. De modellen zijn gewoon te moeilijk. Ik gebruik dat model tegenwoordig eigenlijk alleen als anti-voorbeeld, dus om te laten zien hoe iets niet moet.’