Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Finance gids – Fusiekoorts en woekerpolissen

Vorig jaar kondigden we hier de fusie aan tussen de zorgtakken van Delta Lloyd, Agis en Menzis. Dat bleek wat voorbarig. Toen de definitieve contracten eind oktober op tafel kwamen gooide de ledenraad van Menzis met een veto onverwacht roet in het eten.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Geen fusie en dus ook geen nieuwe reus op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt, die in de gedroomde samenstelling een kleine vier miljoen verzekerden zou tellen en daarmee een nummer twee positie zou innemen. Maar daarmee was de consolidatieslag op de verzekeringsmarkt niet ten einde. Agis vond afgelopen juni alsnog onderdak bij het veel grotere Achmea (dochter van Eureko en met merken als Zilveren Kruis, Avéro en Groene Land goed voor 3,5 miljoen verzekerden). De nieuwe combinatie neemt met 4,7 miljoen klanten de koppositie over van Uvit, het fusieproduct van onder andere VGZ, Trias en Univé, dat 4,2 miljoen klanten telt. Delta Lloyd Zorg koos in juli ook eieren voor zijn geld en liet zich overnemen door CZ, dat op zijn beurt in 2004 al was gefuseerd met OZ. De alliantie CZ/Delta Lloyd telt 3,3 miljoen verzekerden en staat nu op drie.

De fusiekoorts is ingegeven door een streven naar schaalgrootte. Delta Lloyd motiveerde de fusie met CZ door te stellen dat alleen spelers met minimaal twee miljoen verzekerden op langere termijn rendabel kunnen zijn. De concurrentie op de zorgmarkt is namelijk moordend. Met de invoering van de basisverzekering op 1 januari 2006 hebben de verzekeraars met prijzen gestunt om bestaande klanten vast te houden en nieuwe te lokken. Daarin zijn sommigen kennelijk wat te ver doorgeslagen.
Door de consolidatie dreigt nu een omgekeerde beweging, zo vrezen marktvolgers. Directeur Peter Abelskamp van pensioenspecialist Aon stelde naar aanleiding van de fusie tussen Achmea en Agis dat een gezonde marktwerking in de zorgmarkt een utopie blijkt, daar de sector de trekken krijgt van een ’homogeen oligopolie’. De nummers één en twee hebben nu gezamenlijk namelijk meer dan de helft van de markt in handen. Omdat de macht zich steeds meer concentreert bij een kleiner groepje grote verzekeraars verwacht Abelskamp dat de premies met dubbele cijfers zullen stijgen.

De consument
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die op een goede marktwerking moet toezien, ziet het anders. Volgens de NZa kent de strijd voorlopig één grote winnaar: de consument. “De ontwikkelingen op de zorgverzekeringsmarkt zijn positief voor de consument”, schreef de NZa half juni in de Monitor Zorgverzekeringsmarkt. “Verzekeraars concurreren op prijs en de verzekerde heeft keuze uit een groot aantal basis- en aanvullende polissen. Het aantal overstappers is met 4,4% fors lager dan de 18% in 2006, maar dat kan worden verklaard door tevredenheid over de huidige polis. Wel zijn verbeteringen nodig op het gebied van kwaliteit. Ook in 2007 onderscheiden de verzekeraars zich nauwelijks op kwaliteit.”
Het valt verzekeraars echter zwaar om op iets anders dan prijs te concurreren, niet alleen in het zorgsegment. Producten als lijfrentes, auto- en inboedelverzekeringen zijn dankzij de opkomst van vergelijkingssites als Independer.nl veel beter vergelijkbaar geworden. Daarbij neemt de merkentrouw van consumenten snel af. Wie op Independer.nl niet in de top drie staat kan het schudden, ongeacht de eventuele meewaarde van het product. Tel daarbij op dat de tweede kamer onlangs het initiatiefwetsontwerp van Depla/De Vries heeft aanvaard om de markt voor fiscaal aantrekkelijk pensioen- en hypotheeksparen open te gooien voor banken, en er kan geconcludeerd worden dat de verzekeringsmarkt meer en meer een vechtmarkt wordt.

Inwisselbare producten
Verzekeringen worden steeds meer commodities; gelijkvormige, makkelijk inwisselbare producten. Om de prijzen laag te houden moet er op kosten bespaard worden. Dat kan door het realiseren van schaalgrootte of door het herinrichten van de backoffices. Verzekeraars stampen in hoog tempo shared service centres uit de grond waar zaken als ICT, productontwikkeling, polisadministratie, klantenservice en marketing voor alle merken worden gebundeld. Dit beknibbelen op kosten hoeft echter niet ten koste te gaan van de service, zo leert een onderzoek onder Duitse verzekeraars. Sterker, partijen met de laagste kosten per klant scoren het hoogst op klanttevredenheid. De verzekeraars met de meest tevreden klanten zien hun polisverkopen bovendien twee keer zo snel groeien als de achterblijvers.

Hervorming
De rol die verzekeraars door politiek Den Haag is toegedicht op het gebied van de hervorming van de sociale zekerheid vervullen ze nog maar mondjesmaat. De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, kortweg WIA, werd in verzekeringskringen al snel verbasterd tot Wat Ingewikkeld Allemaal. Met de WIA werd de WAO opgesplitst in een publiek deel voor volledig arbeidsongeschikten en een privaat deel voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Op de markt voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten moesten verzekeraars per 1 januari 2006 gaan concurreren met het UWV, maar door alle onduidelijkheid en complicaties werd dat een jaar uitgesteld.
De veelbesproken levensloopregeling kende ook een valse start. Consumenten zijn niet overtuigd van het voordeel van de levensloopregeling en houden vast aan hun oude vertrouwde spaarloonregeling. Dat is niet zo gek, want kort gezegd mag er voor de levensloopregeling weliswaar meer worden gespaard (per jaar maximaal 12 procent van het brutoloon tot een totaal van maximaal 2,1 jaarsalarissen), maar is het fiscale voordeel beperkt: de aftrek die je nu krijgt, wordt op het moment van uitkering weer bij je inkomen opgeteld. De vrijgevallen spaarloongelden zijn daarentegen onbelast, tot maximaal circa 600 euro per jaar. Bovendien dienen de levensloopgelden ‘nuttig’ besteed te worden aan bijvoorbeeld ouderschapsverlof of (her)scholing, terwijl het spaarloongeld volledig vrij besteed mag worden. Die discrepantie tussen levensloop en spaarloon wordt door betrokkenen als dé grote hindernis gezien voor het welslagen van de levensloopregeling. Vooral omdat werknemers nog steeds vrij zijn om voor spaarloon te kiezen. Er zal dus allereerst een duidelijke politieke keuze gemaakt moeten worden tussen levensloop en spaarloon, want zolang die twee naast elkaar blijven bestaan lijkt iedereen lekker te blijven zitten waar die zit. Wellicht dat het zou helpen als er meer ruimte komt voor initiatieven van werkgevers om aan de levensloopregeling van hun werknemers bij te dragen. Of als werknemers hun rechten makkelijker kunnen meenemen naar een nieuwe werkgever en voor deelname en aanwending niet te afhankelijk zijn van de goedkeuring van die werkgever. Verder zouden de aanwendingsmogelijkheden uitgebreid kunnen worden. Denk aan een aanvulling op het inkomen van iemand die tussen twee banen inzit.

Duur en ondoorzichtig
En dan is er nog de Woekerpolis-affaire, die eind vorig jaar losbarstte. Toezichthouder AFM constateerde dat beleggingspolissen duur en ondoorzichtig zijn. Van de premies die deelnemers storten zou maar liefst 40 procent opgaan aan kosten. Bij kleine, kortlopende polissen kunnen de kosten zelfs oplopen tot 86 procent. De publieke verontwaardiging was groot en in navolging van de Lease-affaire schoten de claimstichtingen als paddestoelen uit de grond. In Nederland staan naar schatting 6,5 miljoen beleggingspolissen uit en de eventuele claims kunnen in de miljarden lopen. De stichting Woekerpolis Claim diende meteen schadeclaims in bij Fortis en Nationale Nederlanden, de Stichting Verliespolis zegt al ruim 60 duizend boze polishouders te hebben ingeschreven en het kabinet kondigde een nader onderzoek aan. Daarmee kreeg het imago van de verzekeraars wederom een gevoelige knauw. De omzet in beleggingshypotheken daalde begin dit jaar met 35 procent ten opzichte een jaar eerder en de omzet in beleggingspolissen bij spaarverzekeringen halveerde. Om het vertrouwen terug te winnen adviseerde het Verbond van Verzekeraars zijn leden in april om uiterlijk begin 2008 volledige openheid te geven over de kosten en provisies voor beleggingspolissen.