Dat de acceptgiro verdwijnt zullen weinig Nederlanders betreuren. De oude betaalkaart is dankzij internetbankieren toch al op sterven na dood. Anders is dat voor de pinpas, de Chipknip en de Overstapservice. Toch gaan op termijn ook deze typisch Nederlandse betaalproducten de deur uit.
Dat is een gevolg van de voor volgend jaar geplande introductie van de Single European Payment Area (Sepa), het langverwachte overkoepelende Europese betalingssysteem. Met de exit van de pinpas, acceptgiro, overstapservice en chipknip gaat 92 procent van alle Nederlandse girale en electronische betalingen op de schop, zo becijferde de bankensector in de migratienota ‘De overgang op Sepa’.
Dat betekent overigens niet dat de pinpassen en chipknips per 1 januari meteen de prullenbak in kunnen. De banken hebben een ruime overgangsperiode voorzien. Zo is de Chipknip volgens de banken weliswaar niet Sepa-proof, maar blijft die beschikbaar totdat er een vergelijkbaar betaalmechanisme volgens de Europese normen op de markt komt. De pinpas, goed voor een derde van het binnenlandse betalingsverkeer, gaat er pas rond 2013 definitief uit, zodat iedereen ruimschoots de tijd heeft gehad om aan zijn nieuwe Europese pas te wennen. De acceptgiro gaat naar het sterfhuis. Het gebruik van acceptgiro’s daalt nu al jaarlijks met tien procent en nadert volgens de banken het einde van zijn levenscyclus. De Overstapservice is een verhaal apart. De banken hadden deze nu juist ontwikkeld om tegemoet te komen aan klachten van consumentenorganisaties. Switchen van bank moest net zo makkelijk worden als het wisselen van telecomprovider, liefst met behoud van rekeningnummer. Zover wilden de banken niet gaan, want te duur, maar er kwam dus wel de Overstapservice waarmee incasso’s en overschrijvingen automatisch werden doorgeboekt naar de nieuwe bankrekening. Kan niet meer, stellen de banken nu, want ook voor de Overstapservice is geen Sepa-standaard beschikbaar.
Efficiënt
Het laat zich raden dat de Sepa-plannen slecht worden ontvangen. Het Nederlandse betalingsverkeer geldt nu als een van de efficiëntste en goedkoopste van Europa. Een Nederlandse particulier is voor bankdiensten, inclusief betalingsverkeer, jaarlijks 34 euro kwijt. Een Italiaan betaalt gemiddeld zeven keer zoveel. Als de kosten dankzij Sepa nivelleren, zullen Nederlandse particulieren en ondernemers straks ongetwijfeld duurder uit zijn. Vooral het MKB vreest het ergste.
De Nederlandse banken verwijzen voor klachten wijselijk door naar Den Haag. De politiek heeft Sepa gewild, niet zij. Dat pinnen binnenkort duurder zal worden is evenmin hun schuld, maar die van Europa. Banken hebben de verliezen op pinnen (acht cent per transactie) totnogtoe voor lief genomen omdat ze die kosten ruimschoots konden compenseren met winsten op andere diensten. Maar als het aan Europese Commissie ligt komt er zo snel mogelijk een einde aan die kruissubsidiëring. Jammer maar helaas.
Besparingen
Is er dan niets goed te melden over Sepa? Natuurlijk wel. Alle gedoe met internationale betalingen kost banken nu jaarlijks tien miljard euro, ofwel een derde van hun operationele kosten. Het Europese bedrijfsleven is vijftig miljard euro per jaar kwijt. Tegenover de overgangskosten staan op termijn behalve gemak en schaalvoordelen dus ook forse kostenbesparingen. Elders worden de voordelen van de Europese harmonisatie nu al zichtbaar. Zo wordt de concurrentie op de markt voor betalingsverkeer steeds feller. ABN Amro wist Ahold –goed voor circa tien procent van alle Nederlandse pintransacties- met lagere pintarieven los te weken van ING. Tegelijkertijd zet ABN Amro Equens, voorheen Interpay, het mes op de keel. Betalingsverwerker Equens is zijn monopoliepositie dankzij de Europese eenwording kwijtgeraakt en moest voor een nieuw contract met ABN Amro de strijd aan met concurrenten als Mastercard en Atos Origin, dat vorig jaar Banksys –zeg maar het Belgische Interpay- overnam. Gevolg: lagere tarieven voor ABN Amro en binnenkort dus waarschijnlijk nog scherpere proposities richting de detailhandel.
Ingenieus
Europese banken hebben de laatste jaren in verband met Sepa en SWIFT (het centrale Europese bancaire dataknooppunt in Brussel) enorme investeringen gedaan in procesverbetering en ICT-toepassingen. “Met name ABN Amro heeft zich met zijn investeringen in geavanceerde cash management systemen uitstekend gepositioneerd voor de toekomst”, zegt directeur Hugo van Wijk van Vallstein. “Nu de systemen grotendeels klaarliggen, zijn banken naarstig op zoek naar klanten om hun investeringen terug te verdienen.” Door de efficiencyslag en de daarmee samenhangende kostenbesparingen is er doorgaans meer onderhandelingsruimte, stelt Van Wijk. “De banken komen de kortingen alleen niet brengen, je zult zelf op ze af moeten stappen.”
Om goed te onderhandelen is het allereerst van belang dat je weet wat je bankkosten zijn en –nog belangrijker- wat de bank aan je verdient. Vallstein helpt daarbij. Van Wijk: “Als je naar je bank stapt en vraagt wat ze aan je verdienen, krijg je geen antwoord. Ze weten het vaak niet eens.” Vallstein heeft een even ingenieus als mysterieus model ontwikkeld waarmee helderheid kan worden verkregen: Wallet Sizing. Het is een rekenmodel waarmee met behulp van een eigen database, gevuld met de tarieven van tientallen grote banken, een handzaam overzicht kan worden gemaakt van de inkomsten die de banken via jou genereren.
“Met zo’n overzicht kun je aan de slag”, zegt van Wijk. “Het helpt je naar jezelf te kijken door de ogen van de bank.” Die ogen kijken in de eerste plaats naar het totaalplaatje en dan met name naar iemands beslag op het eigen vermogen van de bank. Solvabiliteitseisen verplichten banken namelijk om tegenover iedere uitgeleende euro een reserve aan te houden om zich in te dekken tegen wanbetalers. Een bank die alleen aan kredietverlening doet heeft dus relatief grote reserves nodig en derhalve een relatief laag rendement op zijn eigen vermogen. Liever verdienen ze hun geld met zaken als cash management, betalingsverkeer en treasury, omdat dit wel inkomsten genereert, maar geen beslag legt op het eigen vermogen. Geen wonder dus dat goede doelen en andere NGO’s door banken doorgaans met open armen worden ontvangen: grote vermogens, weinig tot geen schulden en een druk betalingsverkeer.
Goedkoop?
“Ondernemingen zoeken nu vaak per dienst naar de goedkoopste aanbieder. Maar daarmee is niet gezegd dat je in zijn geheel het goedkoopst uit bent. Zoals gezegd gaat het om het totaalplaatje. Als je kunt aantonen dat de bank met de diensten die je nu afneemt een bovengemiddeld hoog rendement op zijn eigen vermogen realiseert, ontstaat er al snel ruimte voor tariefsverlagingen. Andersom kun je in ruil voor gunstigere voorwaarden voor een krediet bijvoorbeeld afspreken dat je voortaan ook het betalingsverkeer via hen laat lopen.”
Het klantenbestand van Vallstein varieert in omzet van vijftig miljoen tot vijftig miljard euro, maar onderhandelen met banken loont volgens Van Wijk al vanaf tien miljoen euro omzet. Banken verdienen aan een klant met een miljard omzet circa één tot vijf miljoen euro, afhankelijk van het afgenomen dienstenpakket. “Met Wallet Sizing kun je altijd tien procent besparen, oplopend tot soms wel veertig procent.” Behalve blij voelen ondernemingen zich na een succesvolle onderhandelingsronde soms ronduit belazerd, aldus Van Wijk. “Hebben we verdorie al die jaren veel te veel betaald.”
Van Wijk benadrukt dat Wallet Sizing geen instrument is om banken een poot uit te draaien. Sterker, ook banken zijn gebaat bij een beter inzicht in hun klantenbestand. “Banken hebben liever een beperkt aantal grote klanten dan heel veel kleintjes. Het levert focus en kostenbesparingen op. Andersom zijn bedrijven ook gebaat bij een beperkt aantal huisbankiers. Tot een omzet van honder miljoen euro moet je het met één à twee banken afkunnen. Boven een miljard heb je er doorgaans toch al snel vier of vijf nodig, maar liefst niet meer.”