Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Challenger50 van 2013

Bilder & De Clercq

Rogier Leopold (35) en Diederik van Gelder (35)

Start: 2013
Personeel: 2 plus daarnaast een poule van 12 man op uurbasis
Omzet: ‘ver boven omzetprognose’

Bij de supermarkt loop je meestal inspiratieloos naar binnen, wanhopig brainstormend over wat er vanavond weer op tafel moet komen. Bilder & de Clercq is daarom een supermarkt met veertien standaard kant-en-klaarrecepten, wekelijks aangevuld met drie nieuwe ideeën.

Er is altijd te weinig tijd en inspiratie om te koken, zegt Rogier Leopold. Bij Bilder & De Clercq moet de klant geïnspireerd worden door de mooie fotografie, alle ingrediënten staan op één tafel gepresenteerd en je staat binnen no time weer buiten met een receptkaart. Leopold: “Onze prijzen zijn scherp, een maaltijd kost tussen de drie en negen euro per persoon. Als we hogere prijzen zouden hanteren kiezen mensen wellicht voor het gemak van de traiteur. Maar voor drie euro heb je in de supermarkt nog geen pak soep.”

De ondernemer geeft toe dat het een bewerkelijk concept is. Alle ingrediënten moeten apart verpakt worden. Drie gram venkelzaad is bij Bilder & De Clercq daarom relatief duurder dan de standaardhoeveelheid in een andere winkel. Maar ook dáár speelt het duo in op een trend: “Mensen ergeren zich eraan dat ze zoveel weg moeten gooien. Koop je eens venkelzaad omdat je dat nodig hebt voor een recept, staat zo’n bus daarna maandenlang te verpieteren in het keukenkastje. Bij ons koop je alleen wat je nodig hebt.” 

Leopold en zijn zakenpartner Diederik Van Gelder hopen over een tijdje een tweede winkel in Amsterdam te openen om daarna door te stomen naar de drie andere grote steden. Daar liggen namelijk vooral kansen. Leopold: “In de rest van Nederland doet men eerder weekboodschappen: een keer per week met de auto naar Albert Heijn en dan alles achterin laden. De ad hoc manier van inkopen zie je vooral in de grote stad waar mensen over het algemeen te klein behuisd zijn om grote voorraden aan te leggen.”

Tekst Eefje Rammeloo