Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

War of the worlds

Deze week was het weer zover. Opnieuw een rapport over de jeugdzorg. Dit keer van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Die heeft zware kritiek op de jeugdzorg in ons land.

 
De raad concludeert dat de jeugdzorg professioneel gezien nog in de kinderschoenen staat. Volgens de raad zijn de hulpverleners onvoldoende professioneel, grijpen ze te laat in en krijgen ze te weinig informatie van andere hulpverleners zoals artsen. De verbeteringen die door de overheid zijn ingezet om het functioneren te verbeteren, zijn bovendien onvoldoende. De raad komt tot deze conclusies na een vier jaar durend onderzoek naar kindermishandelingen met dodelijke afloop.
 
Nu zal ik de laatste zijn om te beweren dat de jeugdzorg zich niet zou kunnen (of willen) verbeteren. Maar de berichtgeving over dit overigens goed leesbare rapport is opnieuw (te) tendentieus. Te gemakkelijk verwordt het tot het bashen van de jeugdzorg en de daarin werkzame professionals. We accepteren koelbloedig dat er jaarlijks tijdens een mild griepseizoen ongeveer 800 mensen overlijden aan de griep, maar raken volstrekt van de leg als er ergens een kind komt te overlijden als gevolg van mishandeling of iets dergelijks. “Terwijl de opvoeding het moeilijkste vraagstuk is dat de mens is voorgelegd”, aldus de Duitse filosoof Immanuel Kant.
 
Dat het dus wel eens fout gaat, mag niet verwonderen. Jeugdzorg en hun professionals zijn daarvan niet de oorzaak, maar een goed bedoeld – en soms helaas jammerlijk tekortschietend – antwoord op dat waarin wij als maatschappij in zijn totaliteit falen.
 
Ik baseer deze overtuiging op het navolgende: Als je in dit land een winkel of bedrijf wilt starten moet er vooraf aan allerlei eisen en verplichtingen worden voldaan. En pas als is vastgesteld dat aan al die voorwaarden en verplichtingen wordt voldaan, wordt een vergunning afgegeven. Wat vervolgens geen enkele garantie biedt op het voorkomen van kleinere of grotere rampen. Een aantal tragische gebeurtenissen in ons land, onder meer in Enschede en Volendam, heeft dit eerder al  bevestigd. En ook recentelijk bleek dit weer bij de  chemiebrand in Moerdijk.
 
Tot op het allerhoogste bestuurlijk niveau werd en wordt daarbij wel uitgelegd dat het vergunningstelsel in dit soort van situaties geen garantie op (brand)veiligheid biedt. Als het fout gaat, kan dit zowel het gevolg zijn van niet te beïnvloeden of vooraf te voorziene omstandigheden als van opzettelijk fout handelen van mensen. Het vergunningenstelsel kan dat niet voorkomen, zo wordt met verve gesteld.
 
Maatregelen om het risico te verminderen kunnen oorzaakgericht of gevolggericht zijn. De eerste zorgen ervoor dat de kans dat de gebeurtenis optreedt, kleiner wordt. De gevolggerichte maatregelen zorgen dat ervoor dat de schade minimaal is wanneer de gebeurtenis toch plaatsvindt. De jeugdzorg is vooral gevolggericht, simpelweg, omdat het Nederlandse opvoedstelsel in de basis vergunningvrij is: eenieder die dat wil (en medisch gezien daarin niet belemmerd wordt) kan papa of mama worden. Een vergunning of opleiding daarvoor wordt niet vereist. Totdat het aantoonbaar fout gaat. Pas dan treedt – achteraf – een vorm van vergunningverlening (onder toezicht stelling, voogdij, etc.) in werking.
 
Al deze gedachten spookten deze week door mijn hoofd toen ik deze week op dezelfde dag getuige was van enerzijds de (zoveelste) bestuurlijke reactie op de chemiebrand in Moerdijk en anderzijds de ongenuanceerde koppen boven de berichten over het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over het functioneren van de jeugdzorg.
 
Het zou goed zijn als de maatschappij – en zij die geacht worden haar te vertegenwoordigen, de media niet in de laatste plaats – zich dat nadrukkelijker zou realiseren. “Alle veralgemeningen zijn gevaarlijk, zelfs de zonet genoemde”, zegt de Franse schrijver Alexandre Dumas. Maar zij raakt wel de essentie van mijn betoog: Hoe professioneel ook, risicomanagement zoals door de Onderzoeksraad voorgesteld geeft evenmin een garantie voor de veiligheid van onze kinderen, omdat volledige veiligheid een mythe is. Bovendien leidt maximaal risicomanagement niet tot maximale toegevoegde waarde, maar tot een auditexplosie, die meer kost dan oplevert. Goed risicomanagement leidt tot bewust risico nemen in verhouding tot de doelstellingen en mogelijkheden. Zoals de zelfbenoemde grootste ochtendkracht van Nederland dit zelf bijna dagelijks zichtbaar maakt: de ene dag krijgt de jeugdzorg van die krant een schimp, omdat ze kinderen te snel bij de ouders weghaalt, terwijl de volgende dag diezelfde krant de jeugdzorg verwijt niet op tijd te hebben ingegrepen.
 
De jeugdzorg werkt bijvoortduring  aan verbetering van de processen, kwaliteit en professionaliteit. Maar op het moment dat dit (weer) geld dreigt te kosten geeft de overheid weer niet thuis. Zoals (ook) deze week bleek naar aanleiding van de demonstratie van  jeugdzorgwerkers in Amersfoort. Het ging daarbij vooral over de jeugdbescherming. Deze ziet toe op de veiligheid en ontwikkeling van kinderen bij wie dat eerder al fout liep of dreigde te lopen. De begeleiding van deze kinderen vindt plaats volgens de zogenaamde Deltamethode Gezinsvoogdij. Om deze goede kansen te geven, is het aantal kinderen per gezinsvoogd verlaagd tot 15  á 17. Volgens onderzoek van het Kohnstamm Instituut van de Amsterdamse Universiteit, draagt deze methode bij aan zowel verbeterde veiligheid en ontwikkeling van kinderen als een verkorting van de duur van ondertoezichtstelling. Dat betekent dus betere kwaliteit tegen – per saldo – lagere kosten. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie weigert daaraan tegemoet te komen. Dat betekent dat in de toekomst gezinsvoogden weer meer kinderen moeten gaan begeleiden of dat de behandeling langer duurt.
 
Veiligheid van en voor onze kinderen is, net als hun ontwikkeling, een kwestie van samenwerking van en tussen ouders, buurtgenoten, professionals en overheid. Het vraagt ook om een paradigmashift: een omslag in denken en doen vanuit regelgeving naar risicogericht denken en handelen. (Aanstaande) ouders moeten zich meer bewust zijn van de primaire eigen verantwoordelijkheid voor de veiligheid en ontwikkeling van hun kinderen. Waarbij zij (moeten) kunnen rekenen op een omgeving die bijspringt of ingrijpt als dat nodig is. En tegelijkertijd moeten we daarbij niet weglopen voor niet te voorkomen incidenten en veiligheidsrisico’s. En dat ook durven te communiceren.
 
Een drastische verlaging van de risico’s vraagt om een ‘onconventionele’ aanpak. Aanpassing van wet- en regelgeving en financiën en het anders, maar vooral beter duiden van verantwoordelijkheden. Het beeld dat ouders, burgers, bestuurders en media hebben over de mogelijkheden voor en verantwoordelijkheden van de jeugdzorg moet worden bijgesteld. Niet in de laatste plaats, omdat de jeugdzorg – al wenst zij dat zelve vurig – niet in staat is een risicoloze maatschappij te creëren.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.