Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Meelopen op eigen kracht

Al langere tijd vindt er discussie plaats over de positie van de provincie op het terrein van de jeugdzorg. De zorg zou dichter bij burgers moeten worden georganiseerd en gemeenten zouden dan ook de taken van de provincie over moeten nemen.

 

Na de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg heeft het nieuwe kabinet in haar coalitieakkoord opgenomen dat de provinciale jeugdzorg moet worden overgedragen naar gemeenten (in een transitieproces van een aantal jaren). Gemeenten zouden niet alleen de provinciale verantwoordelijkheden over moeten nemen maar ook nog andere delen van de jeugdzorg (zoals de jeugd geestelijke gezondheidszorg en jeugd licht verstandelijk gehandicaptenzorg). Het uiteindelijke doel is dat alle jeugdzorg en jeugdbeleid onder wordt gebracht bij de gemeenten.

Eigenlijk geeft bovenstaande alinea kort samengevat de al decenniaoude weeffout in het stelsel denken aan: de jeugdzorg is door systeem- en stelselmakers onttrokken aan de basis. De zorg voor en bescherming van jeugdigen is immers in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders of verzorgers. Er zijn in de directe woon- en leefomgeving van ouders en jeugdigen in beginsel voldoende basisvoorzieningen om de ontwikkeling van jeugdigen te ondersteunen en zij kunnen in een vroeg stadium een op hun behoefte afgestemde zorg ontvangen. Voor diegenen die extra zorg nodig om te kunnen participeren aan de samenleving is er een aanvullend aanbod.

Wanneer wij voor de inrichting van het door het kabinet in het vooruitzicht gestelde nieuwe stelsel voor de jeugdzorg dit weer als vertrekpunt nemen, is de transitie – anders dan velen willen doen geloven – een minder omvangrijke operatie. En tegen gemeenten die spreken van een wezenlijke taakverzwaring zeg ik: als dat zo is, dan hebt u uw samenlevingstaken in het verleden stevig veronachtzaamt of, omdat het stelsel dat toeliet, te gemakkelijk overgelaten aan anderen.

Wanneer overheden, belangenorganisaties en professionals werken vanuit het principe van Meelopen op eigen kracht denken en doen, is de sleutel tot een succesvol nieuw systeem voor de geïnstitutionaliseerde jeugdzorg verrassend eenvoudig en sneller en goedkopen te bereiken. 

“Meelopen op eigen kracht”. Dit principe predikt menige overheid en professional in de relatie hulpvrager – hulpverlener gelukkig in toenemende mate. Maar zodra ouders en jeugdigen er zelf niet meer uit komen, beweert men, zijn ingewikkelde systemen nodig. Op alle niveaus zijn professionals, beleidsmakers en bestuurders het ‘meelopen op eigen kracht’  in en keer kwijt. Systemen en stelsels zijn zo ingewikkeld en intransparant, omdat overheden en professionals ze opbouwen vanuit het perspectief of belang van de eigen organisatie, het eigen werkveld (domein) of de eigen portemonnee (geld). Dit leidt tot naast elkaar in plaats van in elkaar grijpende systemen. Tot volgordelijke in plaats van parallelle processen.  Met alle (kostenverhogende) gevolgen van een inefficiënte logistiek en wat daaruit voortvloeit van dien.

Als professionals en bestuurders – op kleine schaal – aansluiten en invoegen op de eigen kracht van ouders en jeugdigen zijn de mogelijkheden om een kwalitatief beter en goedkoper systeem voor de geïnstitutionaliseerde jeugdzorg te bouwen verrassend eenvoudig. En, anders dan de berichtgeving doet vermoeden, juist voor de kleinere gemeenten het meest eenvoudig en snel te realiseren.

Meelopen op eigen kracht als toetssteen stelt steeds de vraag: wat kun je zelf, en wat heb je aanvullend nodig. Een kleinere gemeente kan daarbij, juist vanwege de gekendheid van en met de gemeenschap toe met simpeler oplossingen. Goed nabuurschap is dan betekenisvoller (en goedkoper) dan een aan regels en openingstijden gebonden CJG-loket.
Op dit punt kunnen overheden veel leren van ondernemers: een supermarkteigenaar realiseert zich dat hij, wanneer hij het niet meer alleen af kan of wil, vanwege allerlei economische en arbeidsprincipes, een zeker draagvlak nodig heeft om een winkel in stand te houden. Hij kan dit ook doen, omdat hij geen last heeft van de ingewikkelde inkoopconstructies die zorg en welzijn hebben bedacht. Waar de klant van een supermarkt zijn eigen portemonnee meeneemt en zelf bepaalt wat hij voor hoeveel, hoe vaak en tegen welke kwaliteit afneemt, is er in zorg- en welzijnsland een ingewikkelde bypass bedacht: overheden kopen productie bij aanbieders van zorg, welzijn en geluk in en vervolgens mag de klant, de burger dus, proberen dat los te peuteren bij die aanbieders.

Naast daarmee samenhangende wachtlijsten en wachttijden schrikt juist deze ingewikkelde inkoopfunctie – terecht – kleinere gemeenten af. Zij hebben er – in omvang of kwaliteit – de uitvoeringskracht niet voor (over). Het stelsel maakt hen vervolgens afhankelijk van andere, grotere overheden of partijen. Wat ze – net als ouders en jeugdigen overigens – liever niet willen. Ze willen het heft in eigen hand houden. Wat al snel leidt tot het Calimero-effect dat veel gesprekken tussen grotere (centrum-) en kleinere gemeenten kleurt.

Het grappige is, dat dit precies het gevoel is dat de gemiddelde ouder of jeugdige heeft als hij of zij met de geïnstitutionaliseerde markt van welzijn en zorg te maken krijgt: ik ben een nummer. Het gaat niet om mij, maar om het goed werkende; sic) stelsel. Ik wordt onvoldoende gezien of gehoord. Die instituten ondertussen moeten, zeker in economisch slechtere tijden, vanwege steeds striktere budgetteringen en daarop afgestemde regels, (nog) vaker ‘nee’ verkopen. Hetgeen de kloof tussen de partijen alleen maar verder vergroot.

Als wij het nieuwe stelsel opbouwen vanuit het principe van Meelopen op eigen kracht en dus de basis(verantwoordelijkheid) van ouders en jeugdigen die – al dan niet met dwang en drang, vanwege onvoldoende veiligheid – ondersteuning nodig hebben en hen daarbij met een persoonsvolgend budget faciliteren, kunnen kleinere gemeenten toe met een veel vanzelfsprekender en eenvoudiger vangnet. Gemeenten – groot en klein – hoeven dan ook niet te voorzien in zwaar opgetuigde inkoop (met alle aanbestedingsproblematiek van dien). Zoals nu provincies, Rijk en zorgverzekeraars dat wel doen. Met alle slagboomproblematiek (indicaties) van dien. Het aanbod wordt naar mijn overtuiging bovendien veel klantvriendelijker en effectiever. Gewoon, omdat de aanbieders de klant (ouders en kinderen) nodig hebben om aan hun geld te komen. In plaats van dat ouders en jeugdigen zich – als in een stevige file invoegende auto’s – zich het passende aanbod moeten zien te veroveren. En zij blijken – met uitzonderingen, die de regel bevestigen – betere budgetbewakers dan overheden en aanbieders.

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Meelopen op eigen kracht – van onderop – maakt het mogelijk de transitie van de jeugdzorg te ontkoppelen van het decentralisatiespook: ik doe iets, wat jij moet gaan doen, maar wel onder mijn voorwaarden. Wat de decentralisatie tot een moeizaam, tijdrovend, niet zelden teleurstellend en weinig effectief proces maakt. Meelopen op eigen kracht maakt de transitie een energiegevende operatie: ik wordt aangesproken op mijn eigen mogelijkheden en krijg – daar waar nodig – op passende en door mij te bepalen (betaalbare) schaal de mogelijkheid om ondersteuning daar te halen c.q. in te kopen waar dat nodig is.

Dit Podium-artikel is geschreven door Peter Paul Doodkorte,Partner BMC