Winkelmand

Geen producten in je winkelwagen.

Er zijn meer slechte ouders dan slechte kinderen

Het plan om jeugdzorg bij de gemeenten onder te brengen, krijgt steeds meer kritiek. Podiumauteur Peter Paul Doodkorte vindt dat niet terecht. De gemeenten moeten bij hun zoektocht naar langdurige oplossingen vooral naar ouders kijken.

Instellingen, beroepskrachten en cliënten weten niet precies wat de transitie van de jeugdzorg voor hen betekent en dat brengt risico's met zich mee. Dat blijkt uit het rapport van de Werkgroep Overgangsmaatregelen dat staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten van VWS op 19 juni aan de Tweede Kamer stuurde. Staatssecretarissen Fred Teeven (VVD, V&J) en Marlies Veldhuizen van Zanten hadden in de Tweede Kamer vervolgens hun handen vol om het draagvlak voor de overgang van de Jeugdzorg van provincies naar gemeenten overeind te houden. Parlementaire steun voor de transitie in de sector dreigt af te brokkelen nu bij veel fracties onduidelijk is hoe de jeugdzorg er vanaf 2016 uit gaat zien. Maar, zo concludeert lector Goos Cardol terecht, jeugdzorg organiseer je niet achter de tekentafel. Gemeenten moeten op zoek naar langdurige oplossingen, vooral ook door te kijken naar de ouders.

Het gezin vertrouwen teruggeven

We komen in Nederland uit een tijd dat alle heil van de staat werd verwacht. Echter, ieder mens is van waarde en komt tot recht in de relatie tot de ander. Opvoeden, opleiden en opgroeien doe je dan ook samen. De kleinste vorm waarin dat gebeurt, is het gezin. De overheid moet hen het vertrouwen teruggeven en daarop aanspreken. De principiële grondhouding moet zijn dat mensen zelf met oplossingen komen. En natuurlijk gaat het daarbij om gedeelde verantwoordelijkheid. Daar waar het niet lukt, komt de overheid in beeld.

Het gezin is voor mij de plek waarin een kind opgroeit in liefde, de plek waar mensen van elkaar houden en voor een kind zorgen. Dat kunnen ook twee mannen of twee vrouwen zijn, maar ook een alleenstaande ouder. Het gaat er uiteindelijk om dat een kind veilig is en dat het liefde ontvangt. Ook kinderen vinden en ervaren dat. Al kunnen ze dat op die leeftijd misschien nog niet zo onder woorden brengen als beschreven in Connie Palmen’s “Logboek van een onbarmhartig jaar”, geschreven na het overlijden van haar (tweede) man en D66-coryfee Hans van Mierlo.

Zij citeert de afscheidswoorden van zijn dochter Marie: “In het Vondelpark is een speelplaats voor kleine kinderen. Omringd door heggen is er een zandbak en daarnaast staan wat klimrekken. Een is rond en best hoog. Om de zandbak staan toestellen heen, staan allemaal groene bankjes. En op die bankjes zitten moeders en een paar vaders. De moeders en vaders lezen de krant, praten met elkaar of kijken wat.
De kinderen spelen en scharrelen rond, soms alleen, soms met elkaar. Sommigen zitten eindeloos taartjes te bakken op de rand van de zandbak, anderen rennen, klimmen en klauteren. Allemaal onderzoeken ze, op hun eigen manier. Ze doen dat in de wetenschap dat moeder of vader achter hen zit. Als er iets eng is, iets niet lukt, er gevallen is of honger dreigt dan gaan ze naar het bankje. Dan is er een aai, een koekje, bemoediging of geruststelling. Maar ook als de kindjes trots zijn, iets moois zien of doen is het bankje belangrijk. Dan wordt er meegekeken, bewonderd. Als er geen moeder of vader op dat bankje zat dan was het minder leuk om taartjes te bakken, te eng om hoog te klimmen. De wereld kan ten volle ontdekt worden omdat er iemand voor ze op het bankje zit.
In de pubertijd vindt, op meerdere fronten, een herhaling van de peutertijd plaats en spelen de bankjes weer een rol. De puber wil de wereld in, ontdekken, experimenteren. Mooie taartjes bakken en hoog klimmen, maar dan anders. Hij wil dat natuurlijk doen zonder zijn ouders, maar ze moeten wel op het bankje zitten. Ik stapte de wereld in, scharrelde er rond en was dan weer even thuis. Voor en aai, bewondering, geruststelling en soms voor advies.”

Relatie tussen ouders en school

Steeds meer (lokale) overheden stimuleren scholen – soms in de vorm van dwingende voorschriften – om een ouderplan op te stellen, of aantoonbaar inspanningen te verrichten om ouders nauwer bij de school te betrekken. Dat heeft te maken met het voortschrijdende inzicht dat ouders een essentiële schakel zijn tussen school en leerling, met het streven van overheid én scholen om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren, en onderwijsachterstanden te verkleinen. Ouderbetrokkenheid kan daar een bijdrage aan leveren.

Het versterken van de relatie tussen ouders en (in het bijzonder) school staat wat mij betreft dan ook hoog op de agenda bij de verdere invulling van de zorg voor jeugd. Ook peuterspeelzalen, instellingen voor kinderopvang en jeugdzorg zien het belang ervan in, getuige de vele initiatieven die er in Nederland op dit gebied zijn. Dit is niet zo vreemd, want ontwikkelingsstimulering thuis leidt aantoonbaar tot betere kansen voor kinderen. Dit blijkt uit nationaal en internationaal onderzoek.

Het beste voor het kind

Het krijgen van kinderen is voor de meeste mensen een wereldervaring. Iedere ouder wil zijn of haar kinderen op een goede manier opvoeden. Dat is een mooie uitdaging, maar gaat niet vanzelf. Ouders komen dagelijks voor dilemma’s te staan en willen de beste beslissingen voor hun kinderen nemen. Als (groot)ouder weet ik uit ervaring dat kinderen zich prettiger voelen en beter presteren als je geïnteresseerd en betrokken bent bij de dagelijkse dingen die jouw (klein)kind bezighouden. Het kan daarbij helpen eraan te denken dat je zelf ook eenmaal jong bent geweest. Je kunt hun hartstochten, hun verontwaardiging en hun verdrietjes niet alleen beter verdragen, maar zelfs begrijpen. Wij hebben geen flauw idee hoe groot het krediet is dat kinderen ons geven, en hoe snel men dat verspeelt.

Bij de toekomstige inrichting van de zorg voor jeugd moeten wij de focus richten op het faciliteren – en aanspreken – van de ouders en – waar nodig – in partnerschap ons samen verantwoordelijk weten voor het goede verloop van het opgroeien en meedoen van onze kinderen. Dat partnerschap is gebaseerd op de overtuiging dat ouders en maatschappij een gezamenlijk belang hebben als het gaat om de opvoeding en ontwikkeling van onze kinderen: zorgen voor optimale omstandigheden om de ontwikkeling van hen zo goed mogelijk te laten verlopen. Voor het tot stand brengen van dat partnerschap is het uitspreken van wederzijdse verwachtingen nodig, evenals duidelijke wederzijdse verantwoordelijkheden die het handelen sturen: ze worden niet alleen gedeeld, maar vooral ook beleefd. Kinderen imiteren hun ouders, studenten hun docenten (en de meeste wetenschappers andere wetenschappers).

Lege fietsband

“Kinderen zijn net bomen”, zei een opa, waaraan ik toevoeg dat alleen voldoende water geven niet genoeg is om ze recht te laten groeien. Een steuntje bij de stam en af en toe wat snoeiwerk hoort daar ook bij. Opvoeden is een mooie maar moeilijke uitdaging vind (ook) ik. Het is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid. En de laatste twee groeien waar de eerste heerst. De beste manier om je kinderen thuis te houden is voor een gezellige sfeer zorgen en hun fietsbanden laten leeglopen.

Eerdere bijdragen:

Over de auteur: 
Dit Podiumartikel is geschreven door Peter Paul Doodkorte, partner van BMC.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Over het podium:
Ook uw visie geven op ontwikkelingen binnen uw vakgebied? Plaats een artikel op MT Podium. Log in op mt.nl/profiel en voeg onder 'activiteiten' uw artikel toe. Interessante bijdragen worden meegenomen in de nieuwsbrief en op home geplaatst.
 MT Magazine publiceert bovendien periodiek 'Het beste van MT Podium'.

Gebruikte literatuur:
Jean de Boisson, Pseudoniem van C. Buddingh 1918-1985