Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

De kracht van eenvoud in bestuurlijk Nederland

Ik heb van nature veel moeite met 'zij zijn groot en ik ben klein, das niet eerlijk'-gedrag. Als professional is het zelfs mijn missie geworden om mensen inzicht te geven in het effect van dit gedrag zodat ze een keuze krijgen het anders aan te pakken.
 
 

Mensen en organisaties die feiten – die nu eenmaal vastliggen – tot problemen maken zodat ze zichzelf als slachtoffer van de situatie kunnen opstellen, zijn in vaktermen nogal contraproductief. De kunst is om individuen en organisaties die op deze manier in het leven staan inzicht te geven in hun gedrag, zodat ze anders gaan kijken naar situaties die nu eenmaal zijn zoals ze zijn. Met dat inzicht ben je in staat een andere positie in te nemen die je regie laat voeren. Dat is een veel prettigere en productievere houding.

Verantwoordelijkheid naar lokale besturen

Waterveiligheid? Jeugdzorg? Thuiszorg? Werklozenbegeleiding? Het is goed mogelijk dat het nieuwe kabinet de verantwoordelijkheid voor die taken bij het lokaal bestuur neerlegt. De politieke partijen, zo valt af te leiden uit hun verkiezingsprogramma’s, kozen immers vrijwel zonder uitzondering voor een grootscheepse decentralisatie van rijksen provinciale taken richting gemeenten.
 
In maart 2010 kwam toenmalige Minister Rouvoet met zijn conclusies naar aanleiding van zijn evaluatie van de wet op de jeugdzorg. Over het vraagstuk van de jeugdzorg is daaraan voorafgaand en daaropvolgend rapport na rapport verschenen. Inmiddels is duidelijk dat het kabinet Rutte/Verhagen opteert voor een intergrale overdracht van de jeugdzorg van provincies naar gemeenten. De decentralisatie van het rijk en de provincies naar de gemeenten zet daarmee door.

Lonkend of dreigend perspectief?

Voor de ruim 400 gemeenten lonkt dus een verdubbeling van het huidige takenpakket. Of het in dit verband in plaats van ‘lonken’ beter is het woord ‘dreigen’ te bezigen, hangt af van wie je spreekt. Kleine en middelgrote gemeenten zitten niet allemaal op een stortvloed aan decentralisatie te wachten. Zij staan al snel in de Calimero-stand: 'Zij zijn groot en wij zijn klein.' Dat met die decentralisatie is volgens hen voornamelijk een rijksidee. Hen is niks gevraagd. Geen van deze gemeenten (met de omvang tot 45.000 – 60.000 inwoners) zou in staat zijn die extra taken zelfstandig te vervullen. Geen van allen!
 
Over de wijze waarop die decentralisatie vorm moet krijgen, verschillen de meningen. Samenwerking is bij alle discussies daarover een gevleugeld begrip. Uitgedaagd door de maatschappelijke vraagstukken moeten gemeenten investeren in een flexibel, strategisch personeel- en organisatiebeleid, met aandacht voor verschil in mensen, plaats en omstandigheden.

Maatwerk

Maatwerk dus. En juist daar dreigt de transitie van de jeugdzorg uit de rails te lopen. Ministeries, de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en de G32 (de G32-steden zijn grote steden, met uitzondering van de grootste vier: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4) beraden zich al weer druk over hun positie en menen dat juist hun schaal vertrekpunt moet zijn voor de inrichting van de toekomstige jeugdzorg. De commissie-Kalden, een van de ambtelijke heroverwegingswerkgroepen die met bezuinigingsvoorstellen kwam voor het openbaar bestuur, steunt hen in hun opvatting. Zij koppelde de grootschalige decentralisatie aan een grootschalige herindeling: de vorming van 25 regiogemeenten en afschaffing van de provincies of het laten bestaan van maximaal 100 tot 150 gemeenten, met behoud van de provinciale bestuurslaag.
 
Het is volgens mij een foute veronderstelling dat besturen op grotere schaal effectiever is. Een grotere gemeente levert meer bureaucratie, heeft meer ambtenaren en meer lasten dus voor de burger. Het is dus niet zo dat groter ook mooier is. Bestuurlijke structuren zitten volgens mij vast in dogma’s die in de praktijk de werkelijkheid niet meer dekken. Eén ervan is de hang naar schaalvergroting. Dit is naar mijn overtuiging het binnenhalen van het paard van Troje. Het betekent in de praktijk niets anders dan dat de gemeente wordt afgeschaft en dat er kleine provincies ontstaan. Kleinere gemeenten op hun beurt gruwen van de idee tot het optuigen van nog meer gemeenschappelijke regelingen die democratisch niet gelegitimeerd zijn. In veel van deze samenwerkingsverbanden overheerst de angst de zelfstandigheid te verliezen. En juist die angst maakt het samenwerkingsverband een drama.

Meer taken, teruglopende inkomsten en minder ambtenaren: het kan

Mijn pleidooi is niet gericht tegen grotere gemeenten, maar om aan te sluiten bij de belevingswereld van de burgers. Een keuze voor een grootschalige herindeling betekent ook dat de inhoudelijke ontwikkeling van het beleid de komende jaren ‘on hold’ komt te staan, want afhankelijk van bestuursstrijd. De vele discussies rond de bestuurlijke inrichting van Nederland, ook wel het 'Huis van Thorbecke' genoemd, hebben ons dat wel geleerd.
 
Meer taken, teruglopende inkomsten en minder ambtenaren, kan dat wel? Wat mij betreft wel degelijk. Ik denk niet dat dit alles decentralisatie moeilijker maakt. Integendeel. Het is juist bijzonder aantrekkelijk. De discussie over beperking van middelen en menskracht dwingt niet alleen om na te denken over efficiency, maar juist ook over de kracht van de flexibiliteit en van de eenvoud. En juist op deze punten zijn kleinere gemeenten vele malen sterker dan de grotere. En als je het mij vraagt: het kan ook echt met minder financiën.

Kracht van kleinere gemeenten

Het is een fictie dat dezelfde taakstelling voor alle gemeenten dezelfde uitvoeringsorganisatie vraagt. Het is die fictie die het vraagstuk van bijvoorbeeld de transitie van de jeugdzorg ook zo mistig maakt. Grotere gemeenten hebben een andere structuur dan kleinere gemeenten. En juist daar ligt de kracht van de kleinere gemeenten. Hoe groter de gemeente, hoe anoniemer de gemeenschap en daarmee de behoefte aan meer steunstructuren.

Juist daarom is Amsterdam anders dan Hof van Twente of Krimpen aan den IJssel. We moeten het debat zo zien te krijgen dat er wordt toegewerkt naar een differentiatie in vormgeving, afhankelijk van de grootte van de gemeente. Daarbij moet het uitgangspunt zijn: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet. Het kwaliteitsniveau van de taakuitvoering hoeft daarbij niet omlaag, maar kan juist aan kwaliteit winnen door grotere sociale en democratische controleerbaarheid. Daar waar de schaal daar om vraagt is het vervolgens duidelijk dat wordt gekeken naar samenwerking tussen gemeenten en de handen ineen worden geslagen.

Slim organiseren

Het werken aan een vitale gemeenschap en het ontwikkelen van een adequate infrastructuur vormt de echte opgave die in veel gebieden niet per se opschaling vraagt. Dat vraagt slim organiseren. Dat kan met een beperkt aantal mensen en met veel minder overleg- en steunstructuren dan die welke wij nu kennen.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Dit levert niet alleen veel op in termen van talentmanagement en innovatie in de werkorganisatie, maar – en dat is wellicht nog belangrijker – een maatschappelijk legitimatie van de gemeente. Dat betekent investeren in het leren kennen van je burgers, en investeren in een bestuursstijl en cultuur die aansluit op de diversiteit van de burgers. Het bevordert de eenheid tussen gemeente en burgers en dus tussen beleid en realisatie…!

Dit Podium-artikel is geschreven door Peter Paul Doodkorte, Partner BMC