Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Actueel – Allochtoon in dienst? Nee dank je

De arbeidsparticipatie van nieuwe Nederlanders moet omhoog, vindt onderzoeksbureau Motivation. Want de vergrijzing komt er aan. “De wal gaat het schip keren.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

‘Problematisch en wereldvreemd’ noemt directeur Frits Spangenberg van onderzoeksbureau Motivaction in 2004 de opvattingen van 400 directeuren uit het middenbedrijf (20 tot 500 werknemers) over allochtone werknemers. Zo wil 54 procent absoluut geen hoofddoek op de werkvloer, geeft 46 procent aan dat allochtonen maar belabberd Nederlands spreken en zegt 31 procent in het verleden meer problemen met allochtonen dan autochtonen te hebben ervaren. Twee jaar later is deze meting opnieuw gedaan. Deze keer met ondersteuning van Deloitte en Div, het door de overheid gefinancierde bureau voor diversiteitmanagement. En wederom stemt de uitslag treurig. Het aantal werkgevers dat nieuwe Nederlanders in dienst neemt – Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen – is ongewijzigd gebleven, namelijk 59 procent. Geen goede ontwikkeling, concludeert  Ahmed Ait Moha, projectmanager bij Motivaction. Hij noemt de stand van zaken anno 2006 nog altijd ‘problematisch’ en de kijk van directeuren op nieuwe Nederlanders als medewerkers nog steeds ‘wereldvreemd’. Bovendien is dit geen goede ontwikkeling omdat de werkloosheid onder deze groepen ontzettend hoog is. “Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft hier onlangs cijfers over gepubliceerd,” legt Frans Malten van Div uit. “Sommige groepen doen het heel goed. Zo is de arbeidsparticipatie van Surinaamse vrouwen hoger dan die van autochtone vrouwen, respectievelijk 58 procent tegenover 56 procent. Onder Marokkanen echter is de werkloosheid heel hoog: die bedraagt 27 procent. Van alle allochtone jongeren is maar liefst 40 procent werkloos. Dit is het dubbele van het werkloosheidspercentage onder autochtone jongeren.” De tweedeling die ontstaat tussen groepen die werken en anderen die deels noodgedwongen moeten toekijken is slecht voor een samenleving, vindt Malten. “Ook voor het ondernemersklimaat: werkgevers moeten dit helemaal niet willen. Het aantal allochtonen in Nederland zal blijven groeien. Zijn er nu nog 1,6 miljoen nieuwe Nederlanders, in 2020 zal dit aantal zijn toegenomen tot 2,4 miljoen, als we op cijfers van het SCP moeten afgaan. Je kunt allochtonen dus beter als klanten binnenhalen en dat begint door nieuwe Nederlanders eerst zelf in dienst te nemen.” Waarom werkgevers zo huiverig zijn allochtonen aan te nemen, komt uit de trendmeting van Motivaction niet naar voren. 41 procent van de directeuren heeft hier geen duidelijke verklaring voor. 26 procent krijgt weinig allochtone sollicitanten, 17 procent geeft aan dat er weinig nieuwe Nederlanders in de omgeving aanwezig zijn en 12 procent meldt dat allochtone sollicitanten niet aan de eisen voldoen. Deze cijfers zijn ten opzichte van 2004 vrijwel gelijk gebleven. Ait Moha heeft wél een verklaring. Volgens hem zijn veel werkgevers zo huiverig om nieuwe Nederlanders aan te nemen vanwege vooroordelen. Oude vooroordelen, wel te verstaan, die volgens hem niet meer bij deze tijd passen. 43 procent van de werkgevers beaamt dit. Ait Moha: “Vaak denken werkgevers bijvoorbeeld dat Marokkanen wel zes weken op zomervakantie gaan naar Marokko en zich daarna nog eens vanuit Marokko drie weken ziekmelden. Jongeren doen dat al lang niet meer. Ook denken ze vaak dat nieuwe Nederlanders de taal onvoldoende beheersen. Maar jongeren die hier zijn geboren en opgegroeid spreken hun hele leven al Nederlands.”

Polen
Ait Moha en Malten zijn er beiden van overtuigd dat vasthouden aan deze ‘oude’ vooroordelen werkgevers gaat opbreken. In de nabije toekomst zal de arbeidsmarkt niet veranderen en zullen werkgevers zich argwanend blijven opstellen naar nieuwe Nederlanders die bij hen komen solliciteren op een baan. Maar over tien jaar ziet de arbeidsmarkt er heel anders uit. Ait Moha: “Werkgevers zullen zich wel moeten aanpassen. Is het niet linksom, dan wel rechtsom.” Als reden hiervoor noemen Ait Moha en Malten de vraag naar arbeidskrachten. Die neemt nu al toe door het aantrekken van de markt en zal alleen nog maar versterkt zal worden door de vergrijzing en een slinkende aanwas van onderaf, de zogeheten ontgroening. Maar ook de toename van het aantal nieuwe Nederlanders en het belang dat werkgevers daarom hebben om te investeren in deze doelgroep om goede contacten en een diverser klantenbestand op te bouwen speelt mee. Ait Moha: “Bovendien studeren elk jaar grote groepen nieuwe Nederlanders af en die groepen groeien alleen maar. Daar kun je op een gegeven ogenblik niet meer omheen.” “De wal keert het schip,” beaamt Malten. Uit de meting is op te maken dat de werkgevers hier al meer oog voor krijgen. 74 procent is het eens met de stelling dat arbeidsparticipatie van nieuwe Nederlanders essentieel is voor de Nederlandse economie. 18 procent vindt de arbeidsparticipatie niet van belang voor de economie.
Maar er zijn ook andere ontwikkelingen gaande die uitslagen van toekomstige trendmetingen beïnvloeden. Het kabinet heeft besloten de grens per 1 januari 2007 open te willen stellen voor Oost-Europese werknemers. Als de Tweede Kamer hiermee instemt, heeft dit gevolgen voor de samenstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt. Net als vorig jaar heeft bijna een kwart van de directeuren een voorkeur voor een Oost-Europeaan boven een Marokkaan. In de bouw heeft zelfs 34 procent voorkeur voor bijvoorbeeld een Pool. Meestal vanwege de werkhouding van Oost-Europeanen: 44 procent vindt deze heel sterk. En dan zijn er ook nog de onvoorspelbare ontwikkelingen. Ait Moha: “Als er weer een moord gepleegd wordt zoals op Van Gogh, dan zal dit voor nieuwe Nederlanders een heel negatieve invloed hebben op de verschuivingen in de arbeidsmarkt.”